Al voor de afschaffing van de slavernij in 1863 liepen er meer vrije niet-blanken rond in Paramaribo dan we nu denken. Ook hadden ze het beter dan in onze tijd wordt verondersteld. Dat ontdekte Ellen Neslo tijdens promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht. Zij onderzocht onder meer testamenten en doop- en wijkregisters.
“Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 was 65 procent van de niet-blanke bevolking in de hoofdstad van Suriname al vrij:, stelde ze vast. Dat de economische situatie van de vrije niet-blanken beter was komt mede doordat er veel ambachtslieden onder deze groep waren die zich dankzij hun vakmanschap wisten te redden.
Ook dook Neslo in de band tussen een vrijgekochte slaaf en zijn gewezen meester. “Regelmatig bedankte de gewezen meester in zijn testament zijn voormalige slaaf of slavin en haar kinderen. Ook liet hij vaak financiële middelen, huisraad of zelfs zijn woning aan de vrije niet-blanken na.”
De vrije niet-blanken holden het slavernijsysteem volgens Neslo uit door familieleden vrij te kopen.
Anp