Weten & Tech

Het echec van een opleidingsmissie

11-10-2011 14:00

Bij de opleiding Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam snappen ze hoe het moet. De historici van de toekomst moet je ook laten publiceren in de echte wereld en niet alleen in wetenschappelijke kringen. Daarom publiceert DeJaap de komende weken iedere dinsdag een artikel van een student van de cursus Actuele Geschiedenis.

Historici houden niet van de uitdrukking ‘de geschiedenis herhaalt zich’. Ze hebben daarin natuurlijk gelijk. Nooit komt iets wat jaren geleden is gebeurd volledig overeen met wat zich in het heden afspeelt. De context verschilt, er zijn andere actoren, de materiële omstandigheden wijken af. Kortom, de historische analogie gaat niet op. Allemaal waar, maar toch. Soms dringt een gelijkenis zich zozeer op dat ze gewoonweg niet genegeerd kan worden. Dat is het geval met de opleidingsmissie in Kunduz en een vergelijkbare Nederlandse onderneming in Albanië, ongeveer honderd jaar eerder.

Albanië, eerder onderdeel van het Ottomaanse rijk, was in 1913 door de grote mogendheden onafhankelijk verklaard. Dat was niet zonder problemen gegaan en het resultaat was ook niet erg bevredigend. De omliggende landen waren uit op stukken Albanees gebied of wilden hun invloedssfeer in het land uitbreiden. Ook de Albanezen zelf vormden geen eenheid. Inheemse politici en krijgsheren bestreden elkaar op leven en dood. In naam bestond er een centraal gezag. Dat functioneerde niet. Wilde de Albanese staat meer zijn dan alleen een naam op de kaart dan was een nationale gendarmerie een absolute noodzaak.

Politiemacht
Nederland kreeg van de grote mogendheden van die tijd het verzoek zo’n nationale politiemacht op te zetten en te trainen. Na enige aarzeling reageerde de regering positief. Nederland stuurde zeventien officieren van de Marechaussee naar het chaotische Albanië. De overwegingen die daarbij werden aangevoerd leken sterk op die van de missie naar Kunduz. Het zou bijvoorbeeld het Nederlands prestige bij de internationale gemeenschap versterken. Bovendien zouden de Nederlanders niet alleen orde en rust brengen, maar ook beschaving.
Eenmaal in Albanië bleek de realiteit er anders uit te zien dan het vanuit het gepacificeerde Nederland had geleken. De Albanese rekruten toonden zich weinig gezeglijk. Plaatselijke krijgsheren trokken zich niets aan van de Nederlandse officieren. Tegen criminele bendes viel weinig te ondernemen. De invloed van het centrale gezag reikte niet veel verder dan de hoofdstad. De buurlanden hielden zich niet aan internationale afspraken en verleenden steun aan elkaar bestrijdende Albanese facties.

De komst van de Nederlanders haalde dan ook weinig uit. Opstandelingen die zich tegen het centraal gezag keerden belegerden de hoofdstad Durrës. Tijdens die actie kwam de leider van de Nederlandse missie, majoor Thomson, om. Kort daarna werden twee Nederlandse officieren in Noord Albanië gevangen genomen. De missie eindigde toen, enkele weken na de dood van Thomson, de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Goede bedoelingen ten opzichte van de Albanese bevolking en de wens om als klein land toch een rolletje op het wereldtoneel te spelen hadden het afgelegd tegen de Albanese werkelijkheid. Gevreesd moet worden dat het in Afghanistan niet veel anders zal gaan.

Achtergrondlinks:

http://www.ethesis.net/albanie/albanie_inhoud.htm
http://www.vredesmissies.nl/nldet%20albanie.htm
http://www.mfa.nl/ddi-onderzoek1/67995.pdf
http://www.albanianphotography.net/en/dmm.html

Bas Levinsohn studeert geschiedenis aan de UvA en is docent in het Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO)