Daar stonden ze dan: de zeven nieuwe leden van het Comité van het Politbureau. De zeven machtigste mannen van China. Partijleider Xi Jinping, en dan Zhang Gaoli, Li Keqiang, Yu Yengsheng…. al met al een indrukwekkende menukaart. De internationale pers klaagde alom dat we zo tergend weinig weten van deze heren. Dat ze zo geheimzinnig doen. Maar ach, zolang de vaderlandse pers niet eens de moeite neemt het liefdesleven van Mark Rutte uit te pluizen, moet ze over China hun mond houden. En dan is er die andere klacht: het zijn ‘partijprinsen’, ze zijn niet echt gekozen maar op duistere wijze geselecteerd binnen één partij. Want China is geen democratie. Nederland gelukkig wel. Vinden we. De vraag is echter hoe lang we ons daarmee nog gelukkig zullen prijzen.
Een uniek regeringssysteem
China, dat wordt steeds duidelijker, heeft een uniek regeringssysteem. Het politieke systeem is de afgelopen tien, twintig jaar volledig getransformeerd. Het woordje ‘totalitair’ is niet meer van toepassing. Verheerlijking van leider en partij zijn verleden tijd. Daarvoor in de plaats is een eenpartijstaat ontstaan waarbij de partij behoorlijk vaak in staat is om de wensen van het volk ten uitvoer te brengen. Zeker, conflicten zat. Tijdens zijn toespraak nam Xi Linping uitgebreid de tijd om te wijzen op de enorme problemen waar het land én de partij voor staan: armoede, milieuvervuiling, sociale onrust, corruptie en bureaucratie. Hier sprak een pure technocraat met maar één leidend principe: China is en blijft in handen van de Communistische Partij, en de Partij is het apparaat dat de Chinese problemen kan en moet oplossen. En het aardige is dat vrijwel geen Chinees daaraan twijfelt.
Chinezen klagen veel en uitgebreid over hun overheid; ze weten vaak donders goed wat er mis gaat in hun land, en welke ambtenaren corrupt dan wel stinkend rijk zijn. Maar ze geloven in het systeem. Ze kunnen zich nauwelijks iets anders voorstellen – wetende dat het systeem de eenheid van China garandeert. Wij denken vaak dat China een ijzeren eenheid is – de Chinees weet wel beter. En wie pleit voor een meerpartijensysteem, pleit (in veler ogen) voor het uiteenvallen van het land. En dat is nog helemaal geen gekke gedachte. Liefde voor het vaderland is, kortom, hetzelfde als kiezen voor een partij. Dus als er problemen zijn, doen ze een beroep op de Partij om daar wat aan te doen. En zo ontstond een unieke staatsvorm, een die ruimte biedt aan invloed van onderop (al moet de burger soms érg hard zijn best doen), maar ook voor een heldere visie op de toekomst. Een staatsvorm die, dat blijkt, zijn vruchten afwerpt.
De ouderwetse democratie
In hetzelfde jaar waarin China zijn nieuwe leiderschap kreeg, mochten we getuige zijn van de Amerikaanse strijd om het presidentschap. Het heeft weinig zin om hier alle fouten en feilen van dat ‘democratische’ systeem te herhalen. Of toch twee: het grootste deel van de Amerikanen doet niet mee, en de keuze wordt uiteindelijk bepaald door het grote geld. Daarbij komt dat de Amerikanen hiermee niets wijzer zijn geworden, want het Amerikaanse tweepartijenstelsel is allang failliet. Het heeft de politiek vergiftigd en lam gelegd, en heeft het land naar de rand van de economische afgrond geduwd. De partijen zullen een financiële meltdown op 1 januari wellicht nog willen voorkomen, maar daarna zullen ze hun oude loopgraven weer betrekken en zal er op cruciale economische terreinen geen enkele beslissing worden genomen, ofwel de verkeerde beslissing. En hier in Europa biedt de alom geprezen democratie ook al geen voorbeeld voor de rest van de wereld. Nee, landen die hun bevolking wat willen bieden, kunnen maar beter kijken naar het Chinese voorbeeld. En als de democratische malaise maar lang genoeg aanhoudt, zullen in de VS en Europa de blikken dezelfde kant op gaan.
Politieke stabiliteit
Dat kunt u vreselijk vinden. Zo’n afscheid van de ouderwetse democratie. De democratie heeft veel goeds gebracht, denkt u. Haar opkomst viel samen met de industriële revolutie, en de komst van de welvaartsstaat. Die beide ontwikkelingen liepen zó parallel dat velen denken dat het één niet zonder het ander kan. En dus dat China wel een democratie moét worden, anders gaat het daar mis. Menige auteur heeft er een dik boek over geschreven: China moet democratiseren anders gaat het ten onder. De wens is hier de vader van de gedachte. Misschien is dat waar, dat dwingende verband tussen democratie en economische groei. Misschien wàs dat waar – en is dat nu niet meer zo. Misschien is het nooit waar geweest.
De economie floreert simpelweg bij een zekere economische vrijheid en politieke stabiliteit. Ondernemers durven pas te investeren wanneer ze grip kunnen houden op hun centen én zicht hebben op een redelijke winst. Maar waar die zekerheid en stabiliteit te vinden is, of welk politiek systeem daarvoor zorgt, zal ze worst wezen. Eén ding is zeker: in de huidige democratieën kun je beter niet investeren. Voor groeikansen moet je ergens anders zijn. In China bijvoorbeeld. Dat biedt investeerders de ruimte én de belofte van grote winsten. En het land plant nu al zijn infrastructuur voor de winsten van morgen. Kom daar maar eens om in het Westen. Dat staat volkomen stil, of bezuinigt zich de put in. Voor de komende decennia geldt: democratie en economische groei gaan niet echt samen.
It’s the economy
U denkt wellicht dat democratie heilig is. Dat dat systeem het ultieme einde is van de wereldgeschiedenis. Droom maar lekker verder. De vraag is: wat er gebeurt wanneer de gemiddelde burger doordrongen raakt van het feit dat die mooie democratie zijn welvaart in de weg staat. Zal hij of zij kiezen voor democratie en minder welvaart, of vindt hij het geen probleem om de democratie te vervangen door een minder democratisch doch efficiënter politiek systeem dat wél welvaart kan garanderen? Het moge duidelijk waar dan de voorkeur naar uit zal gaan. Dus geen verkiezingen meer, geen geldverslindende dan wel oersaaie, dan wel beschamende campagnes. Maar wél de economische groei die in de rest van de wereld zo gewoon is. U denkt dat de burger nooit zo dom zal zijn. Maar wat straks dom is, en wijs, dat mogen toekomstige generaties zelf beslissen.
Noem het democratie.
En bedenk: It’s the economy, stupid!