Kevin Finnerty. Dat is het alter ego van Tony Soprano in enkele afleveringen van de Sopranos waarin Tony in doodsstrijd verkeert. De ‘boss’ ligt in het ziekenhuis. Hij is in zijn buik geschoten door Corrado Soprano, zijn dementerende oom, die zijn neefje aanzag voor een oude rivaal. Tony doolt ergens tussen leven en dood in een onbekende stad. Deze man is vermoedelijk wie Tony Soprano had kunnen zijn als hij niet het criminele pad van zijn vader – ‘that thing of ours’ – had gevolgd.
Deze Tony heeft niet de typische tongval van de inwoners van New Jersey. Hij is een zakenman in een degelijk pak, op weg naar een conferentie. Tijdens een bezoekje aan een bar blijkt dat iemand per ongeluk zijn koffertje met paperassen, waaronder zijn paspoort, heeft meegenomen.
Deze persoon heeft zijn eigen koffer achtergelaten. Hij heet, zo blijkt uit zijn documenten, Kevin Finnerty. Een verwisseling per abuis.
Of niet? Is deze coma-variant van Tony Soprano eigenlijk wel Tony Soprano, en niet Kevin Finnerty? Misschien is hij wel in de war, aangezien een arts Tony na een val in dat droomlandschap diagnosticeert met alzheimer.
Ik moet vaak aan die scènes denken nu James Gandolfini dood is. Het is een verhaallijn die representatief is voor de kwaliteit van de Sopranos: Tony geconfronteerd met de dood, met verdrukte verlangens en zijn eigen bizarre ethiek.
De kijker moet ineens zijn best doen, wordt grondig op het verkeerde been gezet terwijl hij wacht op het uitsluitsel dat in de meeste series zonder zoveel omhaal wordt gebracht: gaat de hoofdpersoon dood in dat ziekenhuisbed? Maar dan: waarom wordt hij lastiggevallen door een groep Boeddhistische monniken die geld van hem terugwillen, wat symboliseert de familiereünie van Kevin Finnerty, de alzheimer, de dreigende vuurtoren in de verte, waarom is hij een ander?
De psychologie van het personage, fantastisch verbeeld door twee talenten, James Gandolfini en regisseur en maker David Chase.
Tony/Kevin besluit naar de familiereünie van Kevin Finnerty te gaan om zo zijn eigen koffer met ID-bewijs terug te halen. Het blijkt de aanloop naar een keuzemoment dat de bijna-doden alleen in fictie hebben. Voor het hotel waar het feest plaatsvindt blijft Tony staan. Hij vertrouwt het niet helemaal. Vooral wanneer hij bij de deuropening een vrouw ziet die op zijn overleden moeder Lydia lijkt. De portier (zijn neef Tony Blundetto, die plots niet langer Blundetto is) is de belhop, en wil per se Tony’s koffertje aannemen. ‘De koffer kan echt niet mee naar binnen. Laat het achter. Het ziet er zo zwaar uit.’
Op dit moment is Tony, de echte Tony, in het ziekenhuis aan het sterven: een hartstilstand. Dochter Meadow Soprano gilt wanhopig: ‘Pappa, ga niet weg, blijf bij ons pappa.’
In de droomwereld hoort Tony de wind door de bomen ruisen, daarin weerklinken de smeekbedes van zijn dochter. Het niet naar binnen gaan bij de familiereünie staat gelijk aan niet doodgaan. Tony weigert zijn koffer af te geven en gaat definitief niet naar binnen. Op dat moment ontwaakt hij uit zijn coma en is de dood ontlopen. Voor even dan.
Over de doden wordt eigenlijk standaard veel onzin beweerd. Ze waren geniaal, vrijgevig, altijd liefhebbend enzovoort. Idolatrie is een manier om de dood dragelijker te maken. De mens wordt verheven en met zoveel stralenkransen omgeven dat de dood van weinig belang lijkt. Hij of zij mag dan wel dood zijn, maar kijk eens wat een nalatenschap! Daar doet de dood mooi niets aan af.
Idolatrie is een manier vooral niet met de banaliteit van het sterven, en met de mogelijkheid van een onvervuld leven, in aanraking te komen. De helden van deze tijd, de ‘sterren’, zijn bijzonder geschikt om dit truukje mee uit te voeren. De doden kunnen bovendien niet meer teleurstellen.
Omdat idolatrie en realisme weinig met elkaar van doen hebben, is er geen reden om James Gandolfini te verheerlijken. Althans, niet buiten proportie. Over de man zelf weten we immers niets. Als acteur kennen we hem wel. Dan is er maar een conclusie op zijn plaats: James Gandolfini was echt een bijzonder acteur. Met zijn dood is de wereld weer een stukje lelijker geworden.
Voor mij blijft James Gandolfini altijd Tony Soprano in de hoedanigheid van Kevin Finnerty voor Hotel de Dood. Iemand die wel de keuze heeft op de drempel van de overzijde: gaan of niet gaan? Hij staat er nog steeds, in volle glorie.