Bingedrinking door pubers: wetenschap op grootmoeders wijze

09-07-2014 16:18

Een groot Europees onderzoek laat zien dat binge drinking door pubers redelijk te voorspellen is. En wel op de manier waarop grootmoeder dat vroeger al deed. Waarom zuipen jongeren toch zo veel? Het is een vraag die menigeen teistert. Vooral ouders met puberende kinderen natuurlijk. Zo’n vraag waarvoor je dus gemakkelijk een een zak Europees geld krijgt om dat eens tot op de bodem uit te zoeken. IMAGEN heette dat onderzoek. Tweeduizend 14-jarigen, uit verschillende landen, werden geselecteerd, onderzocht en daarna jarenlang gevolgd. Om te kijken wie van hen over de schreef zou gaan. En waarom. Afgelopen week verschenen de resultaten in Nature.

Factoren!

Welke factoren voorspellen of een veertienjarige op zestienjarige leeftijd al een bingedrinker is geworden? Waar moet je op letten? Is het de moeder, de psyche, bepaalde genen? Er is de loop der jaren zoveel geroepen. Ik citeer voor het gemak NRC Handelsblad van 4 juli:

“Pubers die als 14-jarige al seks hadden, rookten en al eens alcohol hadden gedronken hebben een grotere kans om twee jaar later bingedrinker te zijn. Bijna net zo belangrijk zijn extravagant (opvallend, niet-hinderlijk) gedrag en de drang om nieuwe dingen te proberen. Die factoren zijn wat belangrijker dan drankmisbruik in de familie of een moeder die tijdens de zwangerschap dronk. Genvarianten, laag IQ en sommige hersenstructuren en -activiteiten leveren ook een kleinere bijdragen voor een goede voorspelling van bingedrinken.”

Dranklobby

Nou ja, een goede voorspelling: al die ‘voorspellers’ bij elkaar kunnen volgens de onderzoekers twee op de drie zestienjarige bingedrinkers voorspellen. Een op de drie dronk dus niks, kwam uit een keurig gezin, vertoonde geen verdachte genvarianten, et cetera. Da’s een flinke ‘restcategorie’. Toch klinkt vreselijk ‘hard’ in de oren: twee op de drie drinkertjes zou te voorspellen aan de hand van deze ‘wetenschappelijke’ factoren. Dus een op de drie gaat de fout in door andere zaken, die niet in het onderzoek zijn meegenomen zoals invloed van vrienden, ouderlijke controle, prijs en beschikbaarheid van drank, subjectief welbevinden, studieprestaties, al of geen relatie, et cetera. Moeilijk meetbare factoren – en daaronder ook factoren waar de dranklobby liever niks over terugleest. Maar al die sociale factoren staan natuurlijk niet voor de rest; ze dragen over de volle breedte bij. Je kunt als puber nog zo nieuwsgierig zijn, als drank slecht te krijgen is, of duur, ga je niet drinken.

Grootmoeder

Dan die factoren zélf. De voornaamste voorspellers zijn ‘reeds drinken’ en ‘extravert, nieuwsgierig’. De eerste is een open deur. Pubers die er vroeg bij zijn en zich op hun 14e gedragen als een gemiddelde 16-jarige, zullen zich op hun zestiende gedragen als een gemiddelde 18-jarige. Hetzelfde geldt voor die nieuwsgierigheid. Ook een open deur. Die karaktereigenschap versnelt de ontwikkeling richting meedoen met de oudere jongens (en meisjes). De derde factor, geaccepteerd stevig drankgebruik in het gezin of de familie – zelfde verhaal. Het aardige aan dit onderzoek is dus dat deze volstrekt voor de hand liggende factoren, die elke grootmoeder al kende, nog steeds de voornaamste zijn. De rest van de factoren is eigenlijk verwaarloosbaar (bedenk dat een op de drie in deze studie ‘onverklaard’ aan het drinken slaat). Al dat gedoe over genen en andere breinstructuren – leuk voor praatprogramma’s.

Alcoholisme

Hebben we hier dan toch iets aan? Heel weinig. Zodra pubers al drinken, en ook nog nieuwsgierig zijn (en de familie vindt het allemaal best), heb je als overheid het nakijken. Het enige dat je kunt doen is hopen dat ze in de periode dat ze veel zuipen (u weet, eenmaal écht volwassen daalt de consumptie spectaculair), redelijk schadevrij doorkomen. Een klein deel wordt uiteraard alcoholist, maar onderzoek laat zien dat de factor ‘vroeg begonnen met drinken’ daarbij geen grote rol speelt. Laat beginnen met drinken verlaagt de kans om een alcoholist te worden met slechts tien procent. Latere starters ‘pieken’ minder hoog, maar de kans dat ze aan de drank blijven hangen wordt grotendeels bepaald door depressiviteit, eenzaamheid en sociale tegenslag. (En daarna ontstaat een vicieuze cirkel.) En wanneer de ellende je te veel wordt, dan is een goede beschikbaarheid wel zo handig, uiteraard.

Maar daar zouden we het niet over hebben.