Vorige week hield Yoeri Albrecht een lezing in zijn eigen Balie. De directeur van het vertelde dat er vorig jaar een toneelschrijver naar hem toe kwam die een toneelstuk geschreven had over de profeet Mohamed en diens jonge vrouw, de toen negenjarige Aïsja. Omdat De Balie vroeger een rechtbank was, wilde de schrijver Mohamed in de beklaagdenbank zetten. Toen ging de alarmbel.
Joeri keek moeilijk, lachte ongemakkelijk, vond het een fantastisch initiatief, maar schudde toch ‘nee’. Te gevaarlijk. Daarna boog hij zijn hoofd, om de spottende blik van de toneelschrijver niet te hoeven zien.
Terug op kantoor voelde hij zich vies, alsof hij zelf met de negenjarige Aïsja het bed moest delen. Hij zuchtte. Hij keek om zich heen en zag…. Een debatcentrum. Debat! Praten. Verder komen. Uitdagen. Juist hij zou geen debat meer mijden.
Zijn gedachten gingen terug naar Theo van Gogh. Verdomme. Hij zag hem weer voor zich, toen de filmmaker bezig was met de film van Ayaan Hirsi Ali, Submission. ‘Ik wil hem zien. Waar draaien jullie?’ Van Gogh was onverbiddelijk: geen sprake van. Jij hebt kleine kinderen, jij loopt gevaar. Hij had dat toen weggewuifd. Maar een maand later stond hij bij de kist van Theo. Hij trok het boordje even los om de snee in zijn hals te zien.
De strijdbaarheid kwam weer terug. Doe het voor Theo, zei hij tegen zichzelf. Zo beende hij zijn kantoor uit. Nu het debat. Nu dat toneelstuk. Nu een daad stellen. Maar toen zag hij dat lieve meisje van de kassa. Die jongen achter de bar. Hij voelde zich de vader. Dit waren zijn mensen. En ineens twijfelde hij weer. Zijn secretaresse riep hem: je vrouw aan de telefoon. Toen wist hij het: dat toneelstuk kan niet doorgaan. Te gevaarlijk.
De twijfel bleef. Maar de beslissing was inmiddels hard geworden. Hij was bij Jyllands Posten geweest, de Deense krant die cartoons van de profeet had geplaatst. Het duurde een kwartier voor hij binnen was, zo zwaar was de beveiliging. Spotten met Mohamed, is spotten met je leven.
Hij vloekte. Hij voelde zich laf. Ja, het was goed voor hem, voor zijn gezin, voor de veiligheid van zijn medewerkers. Maar wat had dat meisje in Somalië daaraan, die verkracht wordt uit naam van de islam, omdat vrouwen immers minder waard zijn. Zij volgen de profeet. Hij dacht ook aan Ayaan, die Mohamed, gezien in onze tijd, een pedofiel noemde. Hij sloot zijn ogen en voelde verdriet. Ze had gelijk, mompelde hij.
Zelfcensuur. Het woord zit vol schaamte. Op het podium, vorige week donderdag, spuugde hij het eruit als de pit van een dadel. Daarna zweeg hij even. Hij liet zijn publiek zelf met het dilemma worstelen.
Marcel Duyvestijn zou ook niet weten wat Yoeri had moeten doen