Column

Ebru Umar wálgt van Abdullah Gül

18-04-2012 11:30

Wat voor veel Joden Israël is, is Turkije voor een doorsnee gastarbeiderskind: het beloofde land. Hoe het met de Joden zit weet ik niet, maar er is geen Nederturk te vinden die niet is opgegroeid met de gedachte ‘later’ naar Turkije te gaan. Later. Hoe mensen zich dat jaren en jaren hebben wijsgemaakt, ik weet het niet. Ik weet wel dat ik er nooit over gepiekerd heb later naar Turkije te gaan. Ben je belazerd. Mijn rationaliteit won het als kind al van de emotie: ja, Turkije is zálig. ZALIG. Maar halló, natuurlijk is Turkije zalig. Ik was er met vakantie. Ik was het gemiste kleinkind. Ik was bijzonder want ik sprak verschillende talen. Ik werd op handen gedragen. Poppedopje. Vakantie. Maar het jaar bestond uit zes weken vakantie, die tien dagen Zermatt en wat stedentripjes uitgezonderd. Een doorsnee dag in een doorsnee jaar zag er anders uit. Met verplichtingen de het leven léven maken. Naar school. Balletles. Pianoles. Buitenspelen. Huiswerk maken. Een beetje meisje zou zich voornemen om ‘later’ elke dag een vakantiedag te laten worden en als middel daarvoor een man in te zetten.

Zoals élke Nederturkse vrouw werd mij echter ingepeperd dat er maar één verantwoordelijk is voor de financiering en vormgeving van haar eigen leven: ik. Ebruutje Umar. Vrouwen konden alles bereiken wat mannen ook kunnen, werd mij verteld. En dat was vroeger wel anders. Toen trouwden meisjes, kregen ze kinderen, specialiseerden ze zich in de keuken en werden ze 350 procent afhankelijk van hun man. Die ze als het meezat niet fysiek mishandelde maar wel mentaal. Want welke man vindt een vrouw die niets anders doet dan voor de kinderen zorgen en koken na 18 jaar huwelijk nog boeiend? Of zelfs 18 maanden?

Nederturken
De generatie Nederturkse vrouwen, of eigenlijk Turkse vrouwen die mijn generatie Nederturken heeft opgevoed was zich hier erg van bewust. Later moet jij werken. Dat dat later in Turkije zou zijn, dat liet men in het midden maar het werd wel verwacht.

Bij mij thuis dus niet. Van kinds af aan lachte ik mijn ouders al uit – niet toe, maar uit. Naar Turkije?! Proest. Gekkies zijn jullie. Kijk ‘ns naar je bestaan hier. Wat wou je doen, dat opgeven? Om naar een land te gaan waar niets is? Om opnieuw te beginnen?! Nou toedeloe, zonder mij. Ze zijn nooit vertrokken, mijn ouders. En hebben mij nooit terechtgewezen in casu ‘later’ en ‘Turkije’. Ze luisterden verbaasd, alsof ik de echo van hun eigen gedachtes was.

Atatürk
Dat een vrouw een mening mag hebben, dat een vrouw gelijkwaardig is aan mannen is de generatie Turken van mijn ouders er ingeramd door Mustafa Kemal, Atatürk, de grondlegger van de Turkse republiek. Ja, noem hem een dictator. Een dictator die zijn wil als wet oplegde. En zijn wil was het onherroepelijke fundamentele recht dat vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen, terug te geven aan vrouwen. Het zijn altijd machthebbers, of het nou die met zwaarden of bijbels zijn, die vrouwen hun rechten ontnemen. Dictators van het geloof, despoten in een huishouden, dominante mensen – áltijd mannen – die bepalen wat een vrouw mag en moet laten. Zoals elke vrouw van mijn generatie ben ik fan van Atatürk, de generaal die niet alleen een veldslag in de Dardanellen won met de opbeurende woorden aan zijn manschappen: “Vandaag verwacht ik dat jullie sterven. Maar doe dat tergend langzaam zodat er hulptroepen kunnen komen.”

Mustafa Kemal gaf ook vrouwen hun rechten, een recht dat begon met het verplicht afleggen van de hoofddoek. De hoofddoek die de Islam vrouwen oplegt om hun gehoorzaamheid, ondergeschiktheid en minderwaardigheid aan mannen te tonen. Ja, noem Atatürk een dictator, ga je gang. Ik hou van dictators die vrouwen hun rechten teruggeven die door de hele geschiedenis van de mensheid, áltijd door mannen wordt afgepakt.

Fuck je verlichte islam, Gül
Vandaar dat ik walg, wálg van de Turkse President Abdullah Gül en zijn vrouw Hayrunissa die een ‘verlichte islam’ bepleiten. Verlicht my ass. Fuck je verlichte islam, Gül. Zelfs in islamitische dictaturen waar Khadaffi en Saddam heersten, zelfs in Arabische oliestaten lopen de vrouwen van staatshoofden er beschaafd bij. Beschaafd ja. Gelijkwaardig. Gül trouwde zijn vrouw op vijftienjarige leeftijd (de man was zelf 30, een detail dat me minder boeit) en vanaf die dag draagt zij een hoofddoek. Met als tekst: ook met een hoofddoek kun je als vrouw toegevoegde waarde aan de samenleving bieden.

Het is een foute uitspraak. In de ‘verlichte islam’ die Gül cum suis nastreven kun je als vrouw álleen toegevoegde waarde aan de samenleving bieden mét hoofddoek. Zeg mij nu wie hier de dictator is.

Mijn Turkse vriendin die ik de afgelopen weken in Turkije regelmatig heb gesproken weet inmiddels wat het beloofde land anno 2012 is: Canada. Ze is 42 jaar. Gelukkig getrouwd en een kind. Topcarrière. Haar man piekert er niet over om zijn dochter in Turkije op te laten groeien. Dan maar vakkenvullen in Canada. Want in het Turkije dat Gül cum suis nastreven zal hun dochter nooit kunnen bereiken wat voor mijn vrienden vanzelfsprekend was. Gelijkwaardigheid zónder het dragen van een hoofddoek.

Ebru Umar (Den Haag, 20 mei 1970, de zon begon te schijnen, de vogels zongen hun hoogste lied) schrijft wekelijks over wat ze meemaakt in de breedste zin des woords. Umar is columniste voor onder meer dagblad Metro en het opinieblad voor de sportieve man Men’s Health.