Column

Feuilleton: The Ana-files (66)

07-12-2010 14:00

Ik heb het altijd een vrij masochistische gewoonte gevonden, maar wie afscheid neemt in de eetstoornissenkliniek, trakteert. Bij voorkeur op iets vreselijks als slagroomtaart, zodat je achterblijvende groepsgenootjes je voor de rest van hun leven haten vanwege de dikmakende cholesterolbom die je hen op een zomaar een maandag- of donderdagochtend – niet eens het vaste ‘moeilijke-tussendoortjes-moment!’ – in hun maag hebt gesplitst.

Buitenstaanders
Maar het hoort erbij, dus stap ik op maandagochtend met een appeltaart – ongeveer 270 calorieën per punt, sommige informatie is helaas moeilijk te vergeten – de kliniek binnen. Terwijl de anderen in de rij staan voor de weegkamer, aangezien het mijn laatste dag is, hoef ik niet meer, wacht ik in de woonkamer op wat komen gaat. Nog anderhalf uur. Dan zullen alle therapeuten – zo’n 10 in totaal – zich opstellen in een rijtje en me een voor een veel succes wensen. Compimenteren met de behaalde resultaten. En op het hart drukken vooral vol te houden. Daarna mag ik weg. De wijde wereld in. Of in ieder geval met de metro naar huis.

Buitenstaanders zijn over het algemeen streng verboden in de kliniek. Wij houden niet van pottenkijkers, het is al erg genoeg dat we elkaar continu onze grootste geheimen moeten opbiechten. De dag van je afscheid is daarop een uitzondering; dan mag je wel iemand meenemen. Ik ben vandaag echter alleen. Bewust, want dit is mijn moment en dus wil ik het zelf doen. Zoals ik in de zomer van 2008 ook zelf voor het eerst de kliniek binnenwandelde.

Na naar wat het lijkt een eindeloze reeks van speeches, cadeautjes en afscheidsgroeten, sta ik om half 12 weer buiten. Op weg naar huis koop ik namens een vriendin in het buitenland een bloemetje voor mezelf, eenmaal thuis smeer ik braaf vier boterhammen. Het eerste eetmoment dat ik zonder regels en dwang van buitenaf heb overleefd. Dat er maar vele duizenden mogen volgen.

Feest
Zo is het best een feestelijke dag, hoewel ik me dondersgoed besef dat ik er nog lang niet ben. Ik heb zelfs nog niet eens een gezond gewicht, hoewel het me wel een paar keer is gelukt heel even binnen de marges te geraken. Maar zomaar dood neervallen zal ik ook niet zo snel meer, dus dat scheelt toch al een stuk. Ik slaap nog steeds matig, maar heb in ieder geval geen nachtmerries meer. Ik heb nog steeds af en toe bijzonder vreemde gedachtes,  maar nu vraag ik ze even na in plaats van mezelf er helemaal om op te vreten. Letterlijk.

Waar ik eerst vooral bang was voor de dingen die ik zelf bedacht in plaats van de werkelijkheid te vrezen, weet ik nu dat het sowieso nogal nutteloos is om je continu zorgen te maken. Over wat mensen denken. Wat er eventueel in de toekomst kan gebeuren. Wie er allemaal dood zou kunnen gaan. En wat ik eventueel wel eens fout gedaan kan hebben. Het is vrij vermoeiend om continu te anticiperen op een scenario dat vooralsnog alleen in je hoofd bestaat. Je verbrandt er bovendien nogal wat calorieën mee. Dus probeer ik daarmee op te houden, al klinkt dat vermoedelijk gemakkelijker dan het in werkelijkheid is.

Het allerbelangrijkste dat ik gedurende mijn tijd in de kliniek heb geleerd, is echter dat ik veel meer aankan dan ik zelf dacht. Breek mijn botten, honger me uit, neem mijn onschuld, neem mijn geliefden. Ik kom de nachten wel door.

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.