Starende zeekoeien op vliegvelden die onze bijzondere gaven niet met bijzondere gaven beantwoorden zijn een last voor velen, in het bijzonder bijzondere mensen, zoals Halina Reijn. Mensen die onbetaald kijken en tegen ze praten in de rij voor de kassa, daarvan knappen ze uit elkaar van woede. “Fuck off” twitteren ook hun eveneens bijzondere vriendinnen, als er dikke paparazzi voor het ziekenhuis staat. De geboorte van hun kroost wordt natuurlijk wel uitgebreid met de wereld gedeeld. Het houdt bijzondere mensen veel bezig, die niet-bijzondere mensen, de lelijkerds en domkoppen die hun onvervulde kinderwens op tv moeten volgen en begríjpen, net als hun privacy, die ze eigenlijk helemaal niet willen. Ze hebben die lelijkerds zo hard nodig, maar haten doen ze ze ook.
Ik moest denken aan het toneelstuk Huis Clos (Met gesloten deuren) van Sartre uit 1944. In dit stuk kwam de Franse existentialist met de inmiddels beroemde zinsnede: de hel, dat zijn de anderen. Met dit citaat, dat Sartre zware beschuldigingen opleverde, bedoelde hij slechts dat het leven “wordt gevoeld, wordt beschouwd” door middel van de anderen, het zijn de anderen die ons bewust maken van de triestheid van het bestaan. “De anderen zijn in wezen precies wat wij nodig hebben om onszelf te leren kennen”, aldus Sartre in een toespraak uit 1965.
Op minimalistische wijze schetst hij in het toneelstuk hoe die afhankelijkheid van de ander in zijn werk gaat. Twee vrouwen en een man: Inès, Estelle en Garcin, zitten na hun miserabele leven en dood voor eeuwig (laat dat even doordringen) bij elkaar opgesloten in een kamer. Er zijn geen ramen of spiegels, er bestaan geen dag en nacht en ze kunnen elkaar niet doden. Wanneer de deur een keer openstaat, durven ze niet weg uit de kamer waarin ze worden vastgehouden. Het is duidelijk dat ze zouden verpieteren zonder de spiegel van een ander. En is het niet zo?
Sartre overtuigt mij in ieder geval dat het onmogelijk is te ontsnappen aan het oordeel van anderen, hoe graag je ook wilt. De mens is weerloos als selfmade (wo)man, want dat is hij alleen per definitie door de ogen van de ander. Zelfs een kluizenaar is wat hij is doordat de buitenwereld hem afwijst, of andersom. Een veroordeelde gevangene is wat hij is door een valse streek op een ander, en een klein kind is wat hij is, door de blik van zijn moeder. Ook een actrice heeft de ander nodig, het publiek met name, dat kijkt en klapt en het ‘ik’ van de actrice op een duidelijke, gecontroleerde manier objectiveert. Eenmaal van het podium af, is die kijk in de spiegel van het publiek er blijkbaar een die voelt als een marteling, zo lezen we bij Halina. Dat is een bittere pil. Maar suck it up, meid. Net als iedereen. Zo bijzonder is het niet.
Het is namelijk helemaal niet noodzakelijk om af te dalen naar een hel met brandende kolen, marteltuigen of zwepen, laat Sartre zien. De totale wreedheid van de hel kan door iedereen gevoeld worden in de meest welgestelde huiskamers en in het gezelschap van personen die heel fatsoenlijk lijken, of in de rijen op luchthaven Schiphol. Op de loopband van het vliegveld trekken de anderen aan de overkant letterlijk in een parade aan ons voorbij en we kunnen ons niet afweren voor hun blikken. ‘Toe maar kijk maar’, is wat Halina zegt, maar het bevalt niet wat ze ziet. In de spiegel ziet ze zeekoeien, dat past niet bij wie ze wil zijn.
Halina is buiten “de krochten van een of ander theater”, waar ze in het vliegtuig al naar terugverlangt, ook totaal afhankelijk van die blik van de ander, ze is er helemaal mee samengesmolten, er bestaat niets anders meer. Ze zou eigenlijk dit stuk van Sartre moeten spelen, samen met Carice en een dikke zeekoe, want dan zou ze haar existentiële vergissing over de werkelijke betekenis van ‘de anderen’ in haar leven, namelijk dat zij ook haar blik nodig hebben en dat zij voor anderen ook een hel is, kunnen inruilen voor een gave: goed spelen dat ze het snapt.