Mohammed gaat naar Amerika

23-10-2018 15:36

‘Ik ga naar Amerika,’ zei Mohammed.

We zaten op het terras van Petit Caron aan het Gerard Douplein in de Amsterdamse wijk De Pijp, ik aan de espresso, hij aan het bier. Ik luisterde met een half oor, want had meer oog voor de mooie blonde kelnerin. Ik bleef maar espresso bestellen, zodat ze zich over ons tafeltje moest buigen en ik, hoe kortstondig ook, in haar decolleté kon kijken.

‘Geinig land,’ zei ik. ‘Voor hoelang ga je?’

‘Voor altijd.’

Nu had hij mijn aandacht. Ik draaide me opzij in mijn stoel om hem aan te kijken. ‘Emigreren naar Amerika? Why?’

‘Ik voel me hier niet veilig meer.’

Mohammed was een slimme, knappe jongen. Hij was een veelgevraagd programmeur en verdiende goed. Woonde in De Pijp en leidde een vrolijk vrijgezellenleven.

‘Vanwege Wilders en Baudet?’

Mohammed wierp zijn hoofd achterover en lachte, maar zonder geluid. Toen schudde hij zijn hoofd. ‘Jullie Nederlanders zijn toch ook allemaal hetzelfde! Wilders heeft er niets mee te maken, laat staan die clown van een Baudet.’

‘Waar ben je dan bang voor? Neo-nazi’s? Juffrouw, nóg een espresso, graag!’

Mohammed zuchtte. ‘Kijk, dit is nou precies de reden waarom ik me hier niet veilig meer voel. Jullie zijn zo geconditioneerd geraakt in jullie denken. Jullie denken altijd dat het gevaar van rechts komt en intussen hebben jullie de vrachtwagen die van links komt aanstormen niet in de gaten.’

‘Extreem-rechts is in opkomst.’

‘Extreem-rechts is een grap.’

‘Breivik was geen grappenmaker.’

‘Nee, maar hoeveel Breiviks hebben we gehad? En hoeveel Mohammed Atta’s?’

Ik had dit gesprek al vaker met Mohammed gehad. Ik wist iets van zijn achtergrond. Hij kwam uit een Marokkaans gezin dat meer dan gemiddeld gelovig was. Mohammed had met de islam gebroken, openlijk, want hij wilde niet toneelspelen. Wie denkt dat Wilders tegen de islam is, zou Mohammed eens moeten horen. Hij had in mijn ogen een neiging tot doordraven. Misschien omdat de breuk met de islam hem zoveel had gekost. Zijn vader had hem verstoten en zijn broers bedreigden hem. Zijn moeder belde hem soms in het diepste geheim met een mobieltje dat ze speciaal daarvoor gekocht had. Drama in Amsterdam-West.

‘Dus dan maar naar Amerika, want daar ben je veilig.’

‘Veiliger dan hier. Daar zien ze het gevaar tenminste.’

Mohammed vertelde hoe hij tot zijn besluit was gekomen. Hij was de vorige avond naar een diner op de Prinsengracht geweest. Het was bij de baas van een bedrijf waarvoor hij een programmeerklus deed. Hij maakte zijn fiets vast aan een brugleuning en liep naar het souterrain waar hij moest wezen. Het was al donker en de straatlantaarns langs de gracht wierpen enclaves van licht waar hij in en uit bewoog. Hij herinnerde zich hoe hij als pizzakoerier voor het eerst in de grachtengordel kwam en op donkere avonden bij de verlichte beletages en souterrains naar binnen kon kijken. Hij zag de weelderig gestucte plafonds, de schilderijen aan de muren, de goedgevulde boekenkasten, de overdadige marmeren vloeren. De mensen die hier woonden deden geen moeite om hun rijkdom te verbergen. Ze voelden zich veilig en beschermd in hun dure huizen, waarin niemand met een breekijzer, een honkbalknuppel, een mes of een pistool zou proberen binnen te dringen. Ze leefden in een andere wereld dan de zijne en hij nam zich voor tot hun wereld te gaan behoren. Dat was hem gelukt.

Bij het souterrain gekomen bleef hij op een afstand staan en keek naar binnen in de eetkeuken. Aan een lange, houten tafel zat een gezelschap van vijf mensen, drie mannen en twee vrouwen. Een labrador lag in een mand, zijn kop weemoedig rustend op de rand. Hij herkende alleen Hans, de directeur van het bedrijf. Aan het kookeiland stond een vrouw in een pan te roeren, terwijl ze uit een groot glas rode wijn dronk en praatte met de mensen aan de tafel. Ook zij dronken wijn en voerden een geanimeerd gesprek. Hij schatte ze allemaal in de vijftig, ongeveer dertig jaar ouder dan hij.

Hij drukte op de bel naast een deur die voor een derde onder straatniveau lag. Het was de vrouw aan het kookeiland die opendeed. Ze had het glas wijn nog in haar hand en haar gezicht trok als een gordijn met vele plooien open in lach. ‘Hallo, jij bent zeker Mohammed!’

In één keer goed! had hij bijna geantwoord, maar beperkte zich tot een laf ‘goedenavond’. Bukkend stapte hij de treden naar het souterrain af en gaf haar een hand.

‘Ik ben Geurtje, de vrouw van Hans. Kon je het makkelijk vinden?’

Hij wilde niet vertellen hoeveel pizza’s hij hier in de buurt had bezorgd en zei dat hij praktisch om de hoek woonde. Dit leek haar te verrassen.

‘O ja? Nou, des te beter. Kom verder!’

Hij volgde haar de eetkeuken in. De labrador kwam lachend en schuddekontend uit zijn mand en stootte zijn natte neus snuivend in zijn kruis.

‘Meneer Poepers!’ zei Geurtje bestraffend. ‘In je mand!’

‘Ah, het jonge genie!’ zei Hans en stond op van de eettafel, lachend als een reclamevarken van een slagerij. Hij was een baas die als een heteluchtkanon positiviteit uitblies, een manier om iedere kritiek in de kiem te smoren. Zijn hand werd bijna gekraakt in Hans’ enorme klauw. ‘Ga zitten, jongen!’

Hij nam plaats aan de eettafel en schudde handen met de andere aanwezigen. ‘Tjalling,’ zei de man tegenover hem. Het was een forse kerel met een roodverbrand gezicht en halflang, bijna wit haar. Een zeezeiler, dacht hij. Ook hij leek zijn hand te willen vermorzelen. De derde man heette Olivier, maar sprak het uit als Olivjee. Hij was tenger, kalend en droeg een bril met kleine glazen en een dun gouden montuur. Om hem voor te zijn begon hij zelf te knijpen en zag Oliviers gezicht even van pijn vertrekken. Ook de vriendin van Tjalling en de vrouw van Olivier stelden zich voor, maar hun namen gingen zijn ene oor in en het andere uit. Ze waren oud en onneukbaar.

‘Kon je het makkelijk vinden?’ vroeg Hans.

‘Hij woont praktisch om de hoek, schat!’ riep Geurtje vanaf het kookeiland.

Hans trok zijn wenkbrauwen op.

‘In De Pijp,’ zei hij. ‘De Quellijnstraat.’

Er werd met enig ontzag geknikt rond de tafel.

‘Die buurt is erg in opkomst,’ zei de vriendin van Tjalling.

‘Al een tijdje, hoor,’ zei de vrouw van Olivier.

‘Veel yuppen, hè?’ zei Tjalling.

Young urban professionals,’ zei Olivier.

Hij knikte.

‘Wil je wat drinken, Mohammed?’ vroeg Geurtje.

‘Eh… wijn, graag.’

‘O, drink je wijn?’ vroeg ze en leek te schrikken van haar vraag. ‘Ja, waarom ook niet!’ Ze bracht hem een wijnglas en schonk hem in uit de fles op de tafel.

‘Pijpelijntjes,’ zei Olivier.

‘Pardon?’ vroeg hij.

‘Een boek van Jacob Israël de Haan.’

Hij knikte.

‘Waar kom je vandaan, Mohammed?’ vroeg Tjalling. ‘Ik bedoel, ben je geboren in De Pijp?’

‘Sloten,’ zei hij.

‘O, Sloten.’ Tjalling liet het even bezinken. Toen zong hij: ‘Hij ging in Sloooten naar de kloooten!’

‘Nou, Mohammed dus niet, hè, Mohammed,’ zei Hans.

Hij knikte maar weer.

‘Die jongen is echt geniaal,’ zei Hans. ‘Hij is helemaal autodidact.’

‘Echt waar?’ vroeg de vriendin van Tjalling en keek hem bewonderend aan. Hij zwoer dat hij haar kut hoorde openkieren, krakend als de rug van een uitgedroogd boek.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Zo moeilijk is het niet.’

‘Zo doe je dat,’ zei Tjalling, ‘je aan je eigen haren uit het moeras optrekken. Je vraagt je af waarom het die anderen niet lukt.’

‘Welke anderen?’ vroeg de vrouw van Olivier.

‘Nou, gewoon, die andere Marokkanen.’

‘Die worden gediscrimineerd!’ zei de vrouw van Olivier. ‘Dat is algemeen bekend!’

‘We hadden het net weer over die vreselijke Wilders,’ zei Hans. ‘Heb je gehoord wat hij nou weer zei?’

‘Eh… nee.’

‘Baron von Münchhausen,’ zei Olivier en maakte met zijn rechterhand een omhoogtrekkend gebaar boven zijn hoofd.

‘Het is echt schandalig wat die man durft te zeggen,’ zei Hans. ‘Ik schaam me dood een Nederlander te zijn.’

‘Het is heel slecht voor de handel,’ zei Tjalling.

‘Je mag het natuurlijk niet zeggen,’ zei de vrouw van Olivier, ‘maar soms denk ik dat hij beter dood zou kunnen zijn.’

‘Dat zou een oplossing zijn,’ zei Hans.

Geurtje zette een schaal met twee enorme gebraden kippen op tafel. ‘Dit zijn Bresse-kippen,’ zei ze tegen hem. ‘Jij mag toch kip eten?’

‘Ik mag alles eten.’

‘O, maar ik dacht dat jullie geen varkensvlees mochten.’

‘Ik wel, hoor.’

‘Een moderne moslim,’ zei Hans en knipoogde naar hem.

‘Ik vind het zo eng worden met die neo-nazi’s tegenwoordig,’ zei de vriendin van Tjalling. ‘Het zijn gewoon weer de dertiger jaren. Ik zou niet graag een moslim willen zijn in Nederland.’

‘Halal,’ zei Olivier, knikkend naar de kippen.

‘Ja, en die Wilders maar stoken,’ zei de vrouw van Olivier. ‘Het is gewoon fascisme wat hij uitkraamt.’

‘En wat dacht je van Baudet?’ zei Geurtje. ‘Die vind ik nog erger.’

‘Wie vind jij erger, Mohammed?’ vroeg Hans. ‘Wilders of Baudet?’

‘Ach, ik hou me niet zo met politiek bezig.’

‘Je mag het rustig zeggen, hoor,’ zei Hans. ‘Je bent hier tussen goede mensen.’

‘Wel,’ zei hij en nam zijn glas wijn op, ‘ik vind dat ze gelijk hebben.’ Hij nam een iets te grote slok.

Het bleef even stil rond de tafel. Toen zei Tjalling: ‘Ha!’

‘Meen je dat?’ vroeg Hans. ‘Vind je dat Wilders en Baudet gelijk hebben?’

‘Ja.’

‘Maar… hoe kan je dat nou zeggen? Jij als moslim!’

‘Wie zegt dat ik een moslim ben?’

‘O, ik dacht… wij dachten…’

‘Goede mensen,’ zei Olivier en wees rond de tafel.

‘Ik ben geen moslim meer. Als ik er al ooit een geweest ben.’

‘Oké, maar om dan te zeggen dat Wilders en Baudet gelijk hebben. Het zijn fascisten!’

‘Is dat zo? Hoeveel mensen zijn in naam van Wilders en Baudet vermoord? En hoeveel in naam van de islam? De islam is het echte fascisme.’

*

‘Wat hadden ze daarop te zeggen?’ vroeg ik aan Mohammed.

‘Niet zo veel meer,’ lachte hij. ‘Opeens ging het over vakanties in Toscane. Ik heb het maar zo gelaten. De kip was lekker. Maar één ding wist ik wel: als de islam hier aan de macht komt heb ik helemaal niets aan die mensen, aan die goede mensen. Ze zullen me zonder protest aan mijn beulen uitleveren. Nederlanders zijn geen vechters, het zijn capituleerders. Ze gooien het liever op een akkoordje. Daar ga ik niet op wachten. Ik heb toen aan die tafel besloten om naar Amerika te gaan.’

‘Het duurt nog wel even voordat Nederland islamitisch wordt, Mohammed.’

‘Nederland is al islamitisch. Ik ga niet dezelfde fout maken als de joden in de dertiger jaren, ik blijf niet wachten tot het te laat is.’

De kelnerin zette weer een espresso voor mij neer. Op het tafeltje stonden nog vier kopjes te wachten om leeggedronken te worden.

‘Nou, veel geluk dan maar. Je zult het nodig hebben. In Amerika zijn mensen die Mohammed heten niet erg populair. Misschien moet je een andere naam nemen.’

‘Ik ga hem inkorten,’ zei Mohammed. ‘Tot Ham.’

Bovenstaand verhaal werd mede geïnspireerd door dit fragment uit de speelfilm La bonne année van Claude Lelouch met Lino Ventura in de hoofdrol.