‘Tegenwoordig kun je opklimmen tot van alles zonder ooit een kiezer gesproken te hebben.’ Dit is een citaat van PvdA-coryfee en ex-burgemeester van Rotterdam, Bram Peper. Tijdens een bijeenkomst in de ooit zo bloeiende boekhandel Selexyz Donner (nu het zieltogende Polare) vertelde hij met smaak hoe hij in de jaren ’80 grinnikend tegenover Amerikaanse collega’s uitlegde burgemeester van Rotterdam te zijn geworden (‘ik heb er niks voor hoeven doen, jongens, ik ben op een goede dag gewoon aangewezen’). En hoe bevreemd die collega-burgemeesters daar destijds op reageerden.
Peper: ‘Hoe kun je verwachten dat politici overtuigingskracht bezitten als ze alleen in commissies en brainstormsessies met vakgenoten hebben gezeten? En als de belangrijkste toegangspoort van een politieke carrière niet het toespreken van een vijandige zaal is, of het knokken voor je standpunt in een heftig debat, maar het in beeld komen bij een kandidatencommissie, die ook weer grotendeels bestaat hoogopgeleide partijtijgers?’
Zelden heb ik een PvdA-er zoveel naakte waarheden in een enkele passage horen verkondigen. Hoewel hij het meisje Mei Li Vos niet met name noemde, was het duidelijk dat zij voor hem de verpersoonlijking vormde van het onontgroende type politicus waarvan hij hoopte dat die zou uitsterven, maar die nu, meer dan ooit, op de golven van digitale onderonsjes en wederzijdse interessantdoenerij, dreigt het gezicht van Den Haag en Brussel te gaan bepalen.
Hoe zou het toch komen dat Europa zo slecht ‘verkocht’ wordt? Dat de PvdA heel erg z’n best doet, maar geen ‘verhaal’ heeft waarvan de kiezer iets kan maken of begrijpen? Hoe is het mogelijk dat de bedrijfstak ‘politiek’ vooral weerzin is gaan oproepen? En dat gerespecteerde intellectuelen, zoals David van Reybrouck, alles uit de kast halen om verlost te worden van het incestueuze vergadercircuit dat de politiek zo is gaan kenmerken? (Tot en met loting aan toe!) En waarom, o waarom, is de Haagse politiek na al die jaren nog zó breekbaar bij aanvallen van de PVV en/of Geert Wilders? Ik verwijs in deze opnieuw naar Bram Peper en zijn – volledig terechte – constatering dat moderne politici een soort couveuse baby’s zijn geworden, die bij het eerste het beste zuchtje tegenwind naar een tv- of radiostudio rennen, alwaar ze onder begeleiding van een weldoorvoede en minutieus gestylde journalist en een verzameling warme studiolampen mogen tegensputteren, waar ze, om hun daadwerkelijke kracht te bewijzen, eens naar een kroeg, jongerensoos of andere rokerige negorij zouden moeten gaan om de strijd aan te binden.
Ik denk – vergeef me – even aan Myrthe Hilkens: zo’n heel lief PvdA-meisje dat het hart ongetwijfeld op de juiste plaats heeft zitten, goed rapporten kan lezen, maar in een gemiddelde voetbalkantine blij zou mogen zijn als ze de bloemen water mag geven. En ik denk even aan Desirée Bonis: de ex-diplomate die dacht dat in de Tweede Kamer louter haar deskundigheid en eloquentie ertoe zouden doen. Nee, mevrouw Bonis. En nee, meisje Hilkens. In de échte politiek – voor zover onze politiek nog échte trekken vertoond – is een portie vechtlust en onverschrokkenheid onmisbaar. Volg voor de grap eens @ZitaSchellekens, de jonge nu al oud- PvdA-kandidate voor het Europees Parlement, en je weet weer hoe een ‘groentje’ richting de macht hoopt te rollen: in een warme wolk van Heineken, een Max van der Stoel Foundation en de aanbeveling van groentjesliefhebber annex womanizer annex econoom Rick van der Ploeg. (Inderdaad, Bram, zonder dat Zita ooit een onwillige of nog te overtuigen kiezer recht in de ogen hoeft te kijken…)
Eén van de laatste politici die het ‘gevecht’ op alle fronten wel aandurfde, was Pim Fortuyn. Alleen al om het feit dat hij niet bang was, stevig in zijn schoenen stond en met iedereen durfde de confrontatie aan te gaan, maakte hem, nog los van zijn standpunten, ‘gevaarlijk’ voor de gevestigde politiek. In 2014 zou hij dat nog steeds zijn. Misschien méér nog dan in 2002!
Het politieke bedrijf is een autistische cocon geworden, in plaats van een inspirerende arena.
Hans van Willigenburg schrijft sinds 1989 voor geld. En is voor geen mening, gedachte, idee, opdrachtgever, tegenstander, hooligan of hartstochtelijke groupie bang. Met evenveel plezier schreef hij voor onder andere Elsevier, De Groene, Quote, Voetbal International, De Volkskrant, Bright, Nieuwe Revu en HP/deTijd.