Column

Je mag wel homo zijn, maar geen relnicht of tuinbroekpot

12-05-2011 09:00

Dit weekend schudde Nederland een heel klein beetje op haar grondvesten. Jan Kees de Jager, het olijke dikkerdje dat de financiën van het land op orde houdt, had aan De Telegraaf verteld dat hij tegenwoordig gelukkig is met een man. De reacties liepen uiteen, van argwaan ten aanzien van de late uit-de-kast-kom-leeftijd tot afwijzing van de ophef. Het feit dat dit nieuws is, zegt hoe dan ook iets over de moeizame acceptatie van homoseksuelen in Nederland.

Geschiedenis
In 1940 werd het Wetenschappelijk-, Cultureel- en Ontspanningscentrum Shakespeare Club opgericht. Deze vereniging bood een ontmoetingsplaats voor homoseksuele mannen en lesbische vrouwen, waar dansavonden en lezingen werden gehouden. De vereniging werd nauwgezet door justitie in de gaten gehouden. In de jaren ’60 werd homoseksualiteit geleidelijk meer bespreekbaar en in 1964 werd het COC opgericht. De agenda werd steeds politieker, gericht op integratie van homoseksuelen in de maatschappij. De homobeweging was geboren.

In de jaren ’70 voerde de homobeweging actie om geaccepteerd te worden. De nadruk lag daarbij op de acceptatie van verschil: homo’s hebben een afwijkende levensstijl en dat moet ook okay zijn. In de jaren ’80 veranderde de beweging aanzienlijk dankzij de Aids-epidemie. De strijd richtte zich nu op het stigma dat de ziekte met zich bracht, op de uitsluiting die daarmee gepaard ging en natuurlijk op het overleven en verwerken van de dood van zo vele vrienden. In de jaren ’90 kwam het accent meer te liggen op gelijkheid. Het ging niet langer om het recht op een afwijkende levensstijl, maar om het recht dezelfde dingen te doen als hetero’s. De culminatie van deze strijd was de wetswijziging in 2000 waarmee het huwelijk werd opengesteld voor mensen van hetzelfde geslacht.

Gezellig gek
Misschien is die nadruk van de homobeweging op acceptatie als gelijke wel een van de oorzaken dat veel heteroseksuelen in Nederland vinden dat je wel homo mag zijn, maar dat je niet te gek mag doen. Onderzoek laat zien dat de acceptatiegraad in Nederland hoog is in vergelijking met andere landen. In de bespreking van zulk onderzoek gaat  veel aandacht uit naar de groepen die achterblijven: laagopgeleiden en religieuzen (en dan met name moslims). De vraag is echter ook hoe ver de acceptatie van homoseksualiteit gaat.

Homoseksuele jongeren hebben op school moeite met uit de kast komen en vele van hen lopen met zelfmoordgedachtes omdat zij gepest worden. Tijdens de Gay Pride mogen homo’s in hun onderbroek op een boot dansen, uiteraard niet met blote piemels, en dat is gezellig met prosecco langs de kant enzo. Op andere dagen moeten homoseksuelen hun levensstijl vooral niet zo tentoonstellen. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg, of anders gezegd: gedraag je maar net als hetero’s, voor  de rest ben je namelijk eng genoeg.

Diversiteit
Zoals vroeger veel homojongens met de handen in het haar (en niet elders) zaten omdat Albert Mol het enige rolmodel was, laten ook nu de media een eenzijdig beeld van homoseksualiteit zien. Omdat de televisie vooral schreeuwnichten als Geer en Goor in beeld brengt, wordt de diversiteit in de LGBT-scene nauwelijks opgemerkt. Femmes, leernichten, Jonge Heren, butches en oneindig veel queer hipsters bevolken Amsterdam. Het tonen van die diversiteit aan hetero’s – en dan het soort hetero’s dat niet op zondagen mee gaat dansen in De Trut – zou een mooie eerste stap zijn voor een nieuwe fase in de strijd van de homobeweging. Hopelijk komt daarbij de nadruk weer te liggen op de acceptatie van verschil. Anders durven zijn is namelijk het okayste van allemaal.

Dit stuk is geschreven naar aanleiding van het debat Aan Gene Zijde dat dinsdagavond plaatsvond in Studio K en waar de titel van het stuk een van de stellingen was.

CC foto: FaceMePLS