Koningslied is wat Nederland verdient

21-04-2013 18:47

Zodra het koningslied van de hand van John Ewbank via de ether doordrong in de huizen van de Nederlandse gezinnen, raasde een storm van kritiek op het lied over het internet. Facebook en Twitter zagen zwart van de verontwaardigde reacties. Is dit een grap? Hoe kan een koningslied zó slecht zijn? Nico Dijkshoorn stelde op Twitter een ‘milde steniging’ voor, voor iedereen die iets te maken had met de hymne. Wim de Bie vond de tekst ‘schokkend’, en beweerde dat we in Nederland in een ‘open inrichting’ leven.

Maar alleen twitteren is misschien te gemakkelijk. Laten we enkele esthetisch minder geslaagde aspecten van het lied op een rijtje zetten. Misschien dat we kunnen achterhalen waar het zo gruwelijk is misgegaan, wat beter had gemoeten.

Onwaardig

Allereerst bevatten de eerste vier regels een taalfout. ‘Daar is het dan, de dag waarvan je altijd wist dat hij zou komen’ moet zijn ‘daar is HIJ dan, de dag etc.’ We spreken immers van ‘de’ dag en niet ‘het’ dag. Maar goed, ondanks dat loepzuiver taalgebruik toch het allereerste is waar je op gaat letten als tekstschrijver van een koningslied, gaan we daar nu niet op zitten mierenneuken.

Belangrijker is dat vanaf de eerste zin de toon nodeloos pathetisch is. Borsato opent het lied alsof hij een stervende baby wiegt. Ach, dat zijn we gewend van de combinatie Ewbank-Borsato. Als niet in elke zin de zon nooit meer opkomt, de waarheid verteld wordt of een hart niet meer klopt, dan zit er niet genoeg gevoel in het lied. Typisch Hollands, die totale gevoelloosheid voor elke vorm van nuance.

Een volgende ergernis is de extreme clichématigheid van de tekst. Het woord dromen – samen met vrijheid en liefde zo ongeveer het meest misbruikte woord in de Nederlandstalige popmuziek – is al in de tweede zin te horen. We horen tegeltjeswijsheden als ‘ieder mens heeft een taak in het leven’, mindfulnessmantra’s als ‘iedere stap die je zette leidde naar hier’, om nog maar te zwijgen van het overmatige gebruik van woorden als regen, water en wind. Zeker, dat zijn oer-Hollandse begrippen, maar in een Tweede Volkslied breng je die dus gedoceerd en op de juiste momenten naar voren, om niet toe te geven aan een al te hoog verwachtingspatroon. Ach.

De ‘W van Willem’-hook is buitengewoon kinderlijk, een vondst van het kaliber schoolmusical in groep 8 van de basisschool. Of nog vroeger. Klap maar in je handjes blij blij blij. Alsof we met die slogan wel weer even vooruit kunnen, vliegt plotseling de ene na de andere onbegrijpelijke zin ons om de oren. ‘De W van wakker, stamppot eten?’

Het perspectief verandert continu van wij naar ik naar jij en weer terug naar wij. ‘Daar sta je dan, je zag dit moment al zo vaak in je dromen,’ verwijst neem ik aan naar prins Willem-Alexander zelf. Waarom tutoyeren wij onze koning in het koningslied? Of is de ‘jij’ in dit nummer niet de toekomstige koning, maar iemand anders? Wie zingt dit eigenlijk tegen wie? Wie wordt er ‘veilig gehouden’ (en is dat niet gewoon een zeer akelige directe vertaling uit het Engels?) Diepe zucht.

Verder broeit de tekst van de vreemdste uitdrukkingen: ‘Ik bescherm je tegen alles wat komt,’ ‘Ik zal niet rusten tot het waar geworden is,’ ‘Trots als een pauw, dit is ons geluid,’ ‘Onze daden zijn groot, gaan niet onderuit.’

Eindconclusie: het rammelt aan alle kanten. Dit is koningslied onwaardig.

Schuld

Maar wiens schuld is het dat wij als land niet met iets beters op de proppen kunnen komen dan deze vijf minuten aan tenenkrommend musicalgewauwel? John Ewbank heeft tenslotte gedaan wat hij moest doen: een koningslied schrijven. Of dat nu kwalitatief toereikend, is kwestie twee – hij heeft het wel afgeleverd. En geef toe: elke Nederlander herkent zijn eigen land in dit lied, juist dankzij de knullige grootheidswaanzin. (Nederland is ook maar een provincie van Duitsland, Rutte het schoothondje van Merkel.)

We kunnen er niet omheen: waar wij naar luisteren ís Nederland. De multiculturele samenleving krijgt in het lied netjes een plek, de dijken komen aan bod, de kleur Oranje schittert voor onze ogen, de havens, de leeuw, de stamppot – aan nationale symbolen geen gebrek. Er komt zelfs een trekzak langs.

Dat deze confrontatie pijnlijk is, zegt meer over ons volk en onze cultuur dan over het lied. Sterker nog, de songtekst, geschreven door Guus Meeuwis, Alain Clark, Daphne Deckers (?) en Jack Poels, is voor een groot deel gebaseerd op pakweg drieduizend door Nederlandse inwoners ingezonden zinnen, waarin de brave borsten hun chauvinistische gevoelens konden uiten.

We luisteren dus naar een democratische Oranjeballade, waarin burgers uit alle lagen van de samenleving inspraak hebben. Ik kan het niet helpen hier te denken aan Plato, die de democratie verfoeide, en haar ‘de dictatuur van de dommen’ noemde.

Wijzelf

Wijzelf verdienen de ‘milde steniging’ die Dijkshoorn voorstelde. U en uw buren zijn de aanstichters van dit kwaad, want blijkbaar was er voor elke burger binnen onze grenzen de mogelijkheid om iets bij te dragen aan dit lied. Daar niets vanaf weten is geen excuus – iedereen wist dat het lied eraan kwam. Als het je werkelijk aan het hart ging dat er een fatsoenlijk koningslied op de planken kwam, had u zich er wel beter in verdiept.

Dat slechts drieduizend mensen gehoor hebben gegeven aan de oproep tot een gezamenlijk dichterschap, en nu heel Nederland over het lied valt en het – terecht – afdoet als ‘schokkend’ en ‘misselijkmakend’, zegt misschien niet zozeer iets over de kwaliteiten van het lied, maar vooral over de hypocrisie van een heel bevolkingssegment, dat zich in dit lied totaal niet kan vinden – ja, ja, terecht – maar zelf geen enkele moeite heeft gedaan om een bijdrage te leveren aan wat een magnifiek en waardig koningslied had kunnen zijn.

Eigenlijk is het massale afkraken van dit hele project nog eens een dikke vette streep onder het lied: dit is het Nederlandse volk.

Joost Prinsen!

Ondanks dat democratie de minst kwade van alle mogelijkheden is, pakt het hier lelijk uit. We hadden doodgewoon de beste artiest van de afgelopen 50 jaar moeten vragen om deze taak op zich te nemen. Het is jammer dat Ramses Shaffy in 2009 overleden is, hem had ik graag deze fakkel naar de hemel zien verheffen, dan maar stomdronken. Maar wacht even, we hebben toch Herman van Veen nog? Boudewijn de Groot? Louis van Dijk? Jaap van Zweden? Toots Thielemans! Of wat dacht u van Joost Prinsen! Of een samenwerking van deze woord- en toonkunstenaars van het hoogste niveau?

De opties waren, bij nader inzien, talrijk geweest.

Spiegel

Wim de Bie heeft gelijk wanneer hij zegt dat we in een open inrichting leven, in die zin dat wij met z’n allen zorgen voor dit niveau. De mensen die hebben meegewerkt aan dit lied, hebben die unieke positie verworven doordat wij als Nederlands volk hen groot hebben gemaakt. Wij kochten de cd’s van Marco Borsato, wij gaan naar Guus Meeuwis in een afgeladen stadion, wij lazen de boeken van Daphne Deckers, wij stemden Jim naar de finale van Idols – eigen schuld, dikke bult.

Laat het Koningslied als een spiegel dienen, om aan te tonen dat wij samen als volk naar deze waanzin zijn afgezakt. Misschien dat we vanuit dit dieptepunt omhoog kunnen krabbelen, en zal bij de inhuldiging van koningin Amalia een wonderschoon koninginnenlied over de pleinen van ons kikkerland schallen.

Laat ons zingen, vechten, huilen, bidden, lachen, werken en bewonderen – dit nooit weer.