Sjoerd de Jong is ombudsman van NRC Handelsblad. Hij heeft stalen zenuwen, dat moet ook wel want hij moet soms kritiek leveren op zijn collega’s. De NRC-redactie is van oudsher een hecht groep van gelijkgestemden, vergelijkbaar met een dispuut van een studentenvereniging. Men valt elkaar niet af.
Deze zaterdag schreef De Jong over Els van Diggele die zelf voor de NRC boeken recenseert, en wier eigen boek over de Palestijnen zeer lovend besproken werd door NRC-redacteur Floris van Straaten. Chef van de boekenbijlage is een zekere Michel Krielaars die een hele goede vriend blijkt te zijn van Els van Diggele. Hij bedankt haar uitvoerig voor haar hulp bij het schrijven van zijn eigen boek. Krielaars gaat ook samen met Els de boer op (dat wil zeggen de boekhandels langs) om het boek van Els te pluggen. Reacties op negatieve recensies die zij schrijft over haar concurrenten worden door Krielaars niet geplaatst.
Totdat Sjoerd de Jong zich er mee bemoeit. De ombudsman schrijft: “Op mijn voorspraak, nadat de auteur zijn nood had geklaagd, haalde een beknopt weerwoord van diens hand alsnog de brievenrubriek. Ook een kritische brief over de volgende recensie haalde pas met vallen en opstaan de kolommen.”
Nee, die Sjoerd maakt zo geen vrienden op de redactie. In 1993 zei ik in een interview met Marjon van Royen een paar onaangename dingen over Prof. dr. Roel in ’t Veld, die net was afgetreden als staatssecretaris van Onderwijs omdat bekend werd dat hij op briefpapier van de Universiteit opdrachten binnenhaalde voor zijn eigen adviesbedrijf. Hij was in mijn ogen ‘professor in de vermenging van functies’. Dat stuk viel destijds helemaal verkeerd bij de hoofdredactie van NRC Handelsblad. Redacteur Marc Chavannes was een goede vriend van Roel in ’t Veld. Het interview werd uit de krant gehaald toen de krant al gedrukt was. De oplage werd vernietigd. Alleen de noordelijke editie, met het interview met mij er nog in (‘In ’t Veld komt in Italië goed tot zijn recht’) haalde de brievenbus van de abonnees, want de noordelijke editie lag al in Zwolle toen de hoofdredactie ingreep. In plaats van het interview met mij kwam voor randstedelingen, Brabanders, Zeeuwen en Limburgers een stuk van Marc Chavannes waarin deze zijn vriend met vuur verdedigde (zonder daarbij te vermelden dat het om een vriend ging).
Er was toen nog geen ombudsman en ik kwam op de zwarte lijst bij de NRC-redactie. Ik kreeg een schrijfverbod. Gelukkig kon ik wel in De Volkskrant publiceren. Maar sinds enige tijd kan ik ook daar niet meer terecht. Ik heb mij in nogal kritische bewoordingen uitgelaten over het gedrag van twee landgoedeigenaren te Bloemendaal, die blijkbaar goede contacten hebben met de hoofdredactie van de Volkskrant. De hoofdredacteur van de Volkskrant schreef mij ‘even geen zin meer te hebben in stukken van mij’ omdat ik in mijn columns deze Bloemendaals landgoedeigenaren aangevallen had.
Bovendien had ik in mijn afscheidscollege ook de vader van Volkskrant-columniste Aaf Brandt Corstius aangevallen. Deze had prof W. Buikhuizen in een grijs verleden ‘een kale impotente carrière wetenschapper’ genoemd omdat hij de erfelijke aanleg tot crimineel gedrag wilde onderzoeken. Geenstijl was vroeger links en heette toen Piet Grijs. Over mijn Wilders biografie schreef de dochter van Piet Grijs: “Meindert Fennema is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, maar hij wil best wat niet al te dood gecheckte verhalen in zijn boek opnemen, in bewoordingen die in een gemiddeld Bouquetreeksje niet zouden misstaan.”
Gelukkig is er nu TPO… En de ombudsman van de NRC. Voor zolang het duurt.