NRC en de flirt met de hockeyvrouw

16-04-2012 14:00

De krant als ‘meneer’: dat is niet zelden een beeldspraak van vijftig-plussers, die terugverlangen naar een programma, krant, omroep of bulletin dat je zonder al teveel poespas kunt geloven. Omdat de meneer nu eenmaal een meneer is: zaken afweegt, nog eens afweegt, voor de zekerheid nog wat extra bronnen raadpleegt, zijn pijp stopt, een slokje water neemt, zijn keel schraapt en dán pas de woorden kiest die hem goeddunken, genuanceerde woorden die de werkelijkheid recht doen. Bovengeschetste meneer vertoont sterke overeenkomsten met ‘s lands meest gewaardeerde kwaliteitskrant, de NRC, en meer in het bijzonder met de bijna eeuwige columnist van die krant, J.L. Heldring, die er onlangs na een onwerkelijk lange periode van 52 jaar bedaagd opiniëren – geheel op eigen initiatief? – de brui aan gaf.

Het geval Heldring
We weten intussen allemaal: die meneer brokkelt af. Niet omdat die meneer opeens onbetrouwbare dingen is gaan spuien of aan aderverkalking lijdt, maar omdat die meneer niet meer boven de herrie van de digitale consumptiemaatschappij uitkomt, alwaar men geen tijd en zin meer heeft om iets tot zich te nemen dat niet of onvoldoende ‘prikkelt’, ‘inspireert’ of ‘energie uitstraalt’. Ofwel: hoe zelfstandig ook, en met hoeveel zelfkennis ook gefundeerd, de beslissing van Heldring om te stoppen zou wel eens mede ingegeven kunnen zijn door het besef dat zijn vorm – de door belezenheid, eruditie en ratio gedomineerde column – in de context van de media-oorlog anno 2012 en onder het nieuwe bewind van hoofdredacteur Pieter Vandermeersch van een parel in een zware rugzak was veranderd, die met frisse tegenzin in de krant werd afgedrukt. En het is verre van denkbeeldig dat de hoogbejaarde columnist bepaalde dingen voorvoelde, zichzelf een beleefd gesteld briefje van de Belgische wijndrinker, wielerliefhebbers en beroepscauseur wilde besparen en, net op tijd, zelf dat beleefde briefje op de post deed.

Core business: vernietsen
Vanuit de cijfers en de commercie geredeneerd is de causerende Belg sinds zijn aantreden bezig de NRC van ‘slijpsteen voor de geest’ om te vormen tot een kek gemaksproduct, waarbij artikelen van boven de drie- of vierduizend woorden uit den boze zijn, want wel ‘een erg zware last’, zelfs voor de NRC-lezer. Tegenwoordig kom je, de NRC openslaand, óm in de luchtige columns, de vrolijk gekiekte kookschrijvers, de zwierige stukjes over de allerlaatste modelijn en de filosofisch aangeklede mini-essays over de corner, de strafschop en de  gevoelswaarde van een kasseienstrook in Noord-Frankrijk. Het is alsof Vandermeersch een televisiecarrière ambieert en, in navolging van Van Nieuwkerk bij Het Parool, de kunst van het vernietsen onder de knie probeert te krijgen.

Onder dat vernietsen valt ook zeker de dagkrant, die bij haar berichtgeving  steeds vaker blind vaart op de fatsoenlijke mening in de doelgroep en daar steeds vaker de feiten bij zoekt. Zie, ter adstructie, de zorgelijk getoonzette campagne over ‘het internationale imago’ van Nederland, en hoe die, volgens de NRC dan, aan het afbladderen is. Het heeft niet veel meer om het lijf dan de achterban te bevestigen in haar oordeel dat Geert Wilders en de PVV ‘on-Nederlandse’ elementen zijn in het zo gewenste, hoogopgeleide ‘New York van Europa’. Ofwel: op maat geleverde Telegraaf-journalistiek voor de beter gesitueerde.

Opgewonden hockeyvrouwen
Ben ik bezig een karikatuur te maken van de Nederbelg en zijn vandalistische missie? Geenszins. Vorig jaar nog sprak hij op een uitgeverscongres zijn bewondering uit voor het damesblad Linda, dat ‘zijn’ NRC-redacteuren, vond hij, wel eens met meer ontzag en waardering mochten openslaan. Deze bewondering, en zijn meer dan gemiddelde aandacht voor showbizz en glamour, verklaart misschien waarom Vandermeersch in lijkt te gaan op elk verzoek uit het Hilversumse en zijn ‘boodschap’ zich hoofdzakelijk beperkt tot de brillen en jasjes die hij draagt, want van de inhoud die hij met zijn Vlaamse tongval – met zin voor poëzie en een Latijnse zangerigheid, o zeker – uit zijn mond laat rollen, is, meen ik vast te kunnen stellen, nog nooit iemand onder de indruk geweest. Vadermeersch als de ‘dressboy’ van de opgehipte NRC

Nógmaals: een karikatuur? Ik zeg nog een keer: geenszins. Het ultieme bewijs levert zijn rechterhand, uitgever Hans Nijenhuis, die dit weekend bij concurrent De Volkskrant, nota bene met trots (!), openbaart dat achter die inhoudsloze media-optredens van zijn Vlaamse kompaan een heuse strategie schuilgaat, die, naar zijn eigen zeggen, uiterst effectief is, en ik citeer: “Bijna elke zaterdagochtend word ik langs het hockeyveld aangesproken door ouders die zeggen: wat een leuke man is dat toch, ik moet die krant toch weer eens lezen.”  Ergo: de ‘nieuwe’ NRC verlokt met gratis iPads, quasi-onthullingen over het Koningshuis en een hoofdredacteur, die, de Linda spellend, weer met de ‘denkende’ hockeyvrouwen en hun levensgenietende aanhang in Laren, Wassenaar, Blaricum, Haren, Bloemendaal, Den Haag en Amsterdam-centrum in contact probeert te komen. En nee, gaat u niet lachen, alstublieft!

De satire is werkelijkheid geworden. Ook bij voormalig ‘meneer’ de NRC. Het lijkt me ernstig zat.

Hans van Willigenburg (1963) is schrijver, dichter, journalist, writing coach en absolute nestor van De Jaap. Hij overweegt, vanwege de geschetste verschraling, een abonnement te nemen op het blad waar hij in de tijd van Martin van Amerongen ooit vrijwillig vertrok: “De Groene Amsterdammer”.