Beste PVV-stemmer,
Laat ik me even voorstellen. Mijn naam is Rob Wijnberg (Joodse familienaam), een millennial (34 jaar oud), woonachtig in een hipsterbuurt in Amsterdam (Oud-West). Opgevoed door twee hoogopgeleiden (allebei wo), die een gezamenlijk inkomen hebben van drie keer modaal (100.000+). Na drie mislukte studies heb ik een opleiding afgemaakt waar je niks mee wordt (filosofie), aan een links bolwerk (de UvA), in een tijd dat je meer studiefinanciering kreeg dan de studie kostte (2.800 euro per jaar, exclusief ov-jaarkaart).
Na mijn studie ben ik longreads van 3.000 woorden gaan schrijven voor het elitairste blad van Nederland (de Groene), essays voor de elitairste krant van Nederland (NRC), boeken voor de elitairste uitgeverij van Nederland (De Bezige Bij) en tv-uitzendingen voor het elitairste tv-programma van Nederland (Tegenlicht). In 2010 werd ik benoemd tot hoofdredacteur van de D66-bode (nrc.next).
Toen ik daar twee jaar later ontslagen werd, heb ik een crowdfunding georganiseerd in het PvdA-journaal (De Wereld Draait Door), om geld op te halen voor een start-up met twee boegbeelden: een oud-politicus die memoires schreef met de titel Pluche (Femke Halsema) en een reportagemaker die meedeed aan Occupy (Jelle Brandt Corstius). Daar is dit journalistieke platform uit voortgekomen: De Correspedant.
Op dit platform schrijf ik stukjes – tegen een verbod op de boerkini bijvoorbeeld, tegen de stigmatisering van moslims, en tegen nationalistisch gedweep met MH17. Met Rutger Bregman, auteur van een boek over waarom alle grenzen in de wereld open moeten en iedereen een uitkering moet krijgen zonder er iets voor terug te doen, word ik het vaakst verward.
Zouden wij vrienden kunnen worden, denkt u?
Ik denk het wel. Want, ondanks alle hokjes waar ik in pas, hebben wij – u en ik – veel meer gemeen dan je op grond van die hokjes misschien zou denken. Een misvatting die, vermoed ik, vooral bestaat omdat we vaak over, maar veel minder vaak tegen, laat staan ooit met elkaar praten.
Vandaar deze open brief. Het is een beginnetje.
Kankeren op ‘Den Haag,’ dat doe ik best wel vaak. Wij allemaal hier trouwens, in ons grachtengordelbubbeltje aan de Amsterdamse Weesperzijde. Want ja, ook wij zien wat u ziet: carrièrepolitici die cv’tje bouwen in plaats van idealen najagen. Camiel Eurlings, minister van Verkeer, die uit de politiek stapt om ‘meer tijd aan zijn gezin te besteden’ (een echte CDA’er!) om vervolgens fulltime CEO van KLM te worden voor 475.000 euro per jaar. Thom de Graaf, minister van Bestuurlijke Vernieuwing, die principieel ontslag nam toen de gekozen burgemeester er niet kwam (een echte D66’er!) om zich acuut tot burgemeester van Nijmegen te laten benoemen. Jan Peter Balkenende, minister van Normen & Waarden, die een salarisplafond tegen immorele zelfverrijking naar zichzelf liet vernoemen (een echte CDA’er!) om vervolgens drie keer die norm op te strijken voor een parttimebaan bij Ernst & Young. Neelie Kroes, Eurocommissaris tegen concurrentievervalsing, die de vrije markt als een strenge marktmeester behoedde voor kartels (een echte VVD’er!), om vervolgens doodleuk in dienst te treden als commissaris bij de grootste marktverpester ooit.
Moet ik doorgaan? Nee hè? Want u kent de voorbeelden maar al te goed. En u trekt uw hoofdharen erover uit – net als ik. Ik snap die stiekeme voorliefde voor een beetje populisme wel – al mag je dat in mijn kringen niet te luid zeggen. Die kaasstolp van draaideuridealisten, met hun mooie praatjes: ik geloof ze vaak net zo min als u. Mijn sympathie gaat meer uit naar politici die zeggen wat ze denken, ook al worden ze door de media daarom als ‘gek’ of ‘radicaal’ weggezet (Marianne Thieme bijvoorbeeld). Ik heb ook nog nooit op Alexander Pechtold gestemd, trouwens. Hij wil nu premier worden, met achttien zeteltjes in de peiling. En als hij niet mag regeren, gaat-ie niet terug in de Kamer. Hoezo arrogant?
Het NOS Journaal, daar kan ik trouwens ook moeilijk naar kijken. GeenStijl noemt het vaak ‘Het Staatsjournaal.’ En weet u: daar ben ik het eigenlijk best wel mee eens. Ik noem het misschien net iets anders – een ‘status quo bevestigend mediakanaal gemaakt voor en door elites’ -, maar daar bedoel ik min of meer hetzelfde mee. Aan onderzoeksjournalistiek doen ze daar vrij weinig, persberichten van het IMF of de EU voorlezen – dat kunnen ze wel. Onze correspondent Economie Jesse Frederik heeft daar mooi over geschreven. Oh ja, en ze ouwehoeren er vaak over voetbal, dat kijk ik graag. Jammer alleen dat ze het heel weinig over provincieclubs hebben. Ik ga al 29 jaar, met mijn vader, naar iedere thuiswedstrijd van FC Groningen. ‘Boeren, boeren, boeren,’ zingen we dan.
Waar ik me nog meer druk om maak? De zorg, inderdaad. Gelukkig heb ik die zelf nog weinig nodig – daar ben je 34 voor. Maar ik heb m’n oma wel vijftien jaar zien wegkwijnen in een tehuis voor demente bejaarden. Dat lag niet aan het personeel hoor, nee, daar kon je alleen de grootst mogelijke bewondering voor hebben. Geld, daar draaide het om. Papieren invullen. Mijn vader, psycholoog in een ziekenhuis, kan erover meepraten. Want de zorgverzekeraars, die moeten kosten drukken – koste wat kost.
Wist u dat De Correspondent komend jaar een boek gaat uitgeven over de ramp die dertig jaar marktwerking in Nederland heet? Trots zijn we er hierop. U kunt zich er zeker in vinden. Meer managers, daar hebben wij hier ook geen behoefte aan. Geef ons maar meer Buurtzorg (in de geest van Pim).
Nu denkt u misschien: en de islam dan? Wat vind je dáár eigenlijk van? Tja, als atheïst vind ik het sowieso moeilijk te begrijpen dat je je waarheid uit één veertien eeuwen oud boek denkt te kunnen halen. Er staan nogal wat achterhaalde, ja, zelfs achterlijke tradities in. Saoedi-Arabië is niet mijn favoriete vakantieland, daar zijn we het gauw over eens. Sharia-rechtbanken? Nee dank u. Meer of minder boerka’s? Liever minder.
Weet u, mijn buurvrouw, één deur verderop, draagt zo’n ding. Allerminst een verrijking van het straatbeeld. Verbieden helpt niet, denk ik – maar met haar praten is me ook nog nooit gelukt. Met de Marokkaanse jongens die altijd voor m’n huis hangen wel, trouwens. Ze kennen de rotte Marokkaanse appels die in één jaar tijd vijf keer inbraken in mijn huis, zeiden ze. Straatterroristen, noemt De Telegraaf die types. Niet eens zo’n gekke naam, schreef ik ooit, al bedoelde ik dat net iets anders dan de krant van Wakker Nederland (waar ik trouwens vier jaar met veel plezier gewerkt heb, wist u dat? Mijn vader schrijft er al meer dan twintig jaar voor). ‘Zo zijn wij niet allemaal hoor, meneer,’ zei een van die jongens er nog bij. Na de vijfde inbraak begon ik dat wel een beetje te denken, geef ik schoorvoetend toe. Maar inmiddels houden ze een oogje voor me in het zeil, als ik niet thuis ben. Goeie jongens.
Misschien dat ik daarom ook zo woedend was toen Geert Wilders hardop suggereerde dat-ie die jongens wilde gaan deporteren. Fuck you Geert, dacht ik toen. Maar ik vind ook dat Geert dat moet kunnen zeggen. Toen hij voor het eerst voor de rechter stond, schreef ik het al: doe nou niet, dit is politiek bedrijven via de rechter. Toen hij voor de tweede keer voor de rechter kwam, schreef ik het weer. Iedereen verdient een stem in de politiek, ook als die niet de mijne is, vind ik. Ik werd voor het eerst geretweet door Geert, dat werd hier op de redactie best geestig gevonden.
Mijn filmpje over zijn partijprogramma heeft-ie niet geretweet overigens. Misschien omdat ik daar weer wat kritischer was. Hij belooft 7,2 miljard euro te besparen met de ‘de-islamisering van Nederland’: niet echt een belofte die op feiten is gebaseerd, stelde ik. Kreeg ik veel positieve reacties op, dat filmpje. Ook veel negatieve, in de trant van: ‘Ja, maar Rob, dit heeft toch geen zin? PVV-stemmers zijn niet geïnteresseerd in feiten. Of in de haalbaarheid van Geerts plannen. Zij luisteren alleen naar hun onderbuik.’ Superaanmatigend, vind ik dat. Alsof alleen linkse mensen in feiten geïnteresseerd zouden zijn. Vind je het gek dat we gutmenschen worden genoemd. Heb ik trouwens ook gezegd, op onze Facebookpagina: PVV’ers willen geen feiten? Wie praat hier nou met de onderbuik?
Niet dat de onderbuik altijd slecht is, hoor. Ik voel ’em ook wel eens. Toen Donald Trump president werd bijvoorbeeld, daar schrok ik wel even van. Veel mensen hadden dat juist bij Hillary Clinton – en ook dat snap ik maar al te goed. Vleesgeworden status quo met veel te veel liefde voor Wall Street, daar wordt de wereld echt niet beter van. En niet anders, dat vinden ‘de financiële markten’ dan weer prettig. Maar ik niet. Sinds wanneer luisteren onze volksvertegenwoordigers liever naar markten dan naar mensen? Snapt u het nog?
Ik ook niet.
Afijn, laat ik deze brief niet te lang maken – u ziet inmiddels zelf ook wel dat we best wat denkbeelden gemeen hebben. Ik geloof in vrijheid en gelijkwaardigheid (ook al denk ik niet dat je die met verboden kunt afdwingen). Ik voel me op vakantie in het buitenland best wel een Nederlander (ook al denk ik niet dat het buitenland alleen maar slecht voor ons is). En ik verlang ook vaak genoeg naar een ander soort politiek (ook al vind ik het moeilijk op echte outsiders te stemmen).
Waarom we het hier niet vaker met elkaar over hebben gehad? Goeie vraag. Ik denk: omdat wij – u en ik – soms een andere taal spreken, die voor veel misverstanden zorgt. Omdat we elkaar, buiten het voetbalstadion, nog maar op weinig plekken tegenkomen. En vooral: omdat te vaak alleen de schreeuwers aan het woord zijn. Omdat alleen de uitersten het journaal halen. Omdat politiek en media teren op conflict.
Zo heb ik nog nooit de aandrang gevoeld een kritische column over de islam te schrijven. Waarom? Omdat Annabel Nanninga en haar anti-islamkoor me altijd te snel af zijn. Dan hebben ze het debat weer gekaapt, met hun geroeptoeter. En dan denk ik: het enige wat mij nu nog rest, is de extremen een beetje afvijlen. Een boerkinipolitie, die hebben ze in Iran ook. Niet iedere moslim is een bomgordel in schaapskleren, hoor. En supermacht Europa gaat heus niet ten onder aan een amateuristisch zooitje als ISIS, schrijf ik dan maar weer met frisse tegenzin. Maar dat wil niet zeggen dat ik boerkini’s een verrijking van het strand vind. Of de eindeloos complexe verbanden tussen religieus extremisme en terrorisme niet zie. Of me geen zorgen maak over aanslagen.
Alleen, dat geluid hoor je de hele dag al. Daar smullen nieuwsmedia van. Extreme meningen over extreme gebeurtenissen. Vuurwerk aan de talkshowtafel. Conflict! Polarisatie! Mensen die het grotendeels met elkaar eens zijn, wie kijkt daar nou naar?
Mensen in hokjes stoppen, dat verkoopt. En we doen er allemaal, op onze eigen manier, aan mee. Doodvermoeiend, vind ik dat. Ik vermoed: ook dat hebben we gemeen. Wij allemaal.
Zullen we er daarom maar eens uitkomen?
Met een vriendschappelijke groet,
Rob Wijnberg
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op De Correspondent.