De farmaceutische industrie heeft het zwaar. Ze wordt steeds vaker ernstig geplaagd door het placebo-effect. Afgelopen week werd bekend dat het eerste medicijn van het Leidse biotechnologiebedrijf Prosensa, een middel tegen de beruchte spierziekte van Duchenne, verslagen is door een neppil. In het cruciale experiment voordat het bedrijf toelating op de markt kan aanvragen (een zogenoemde fase-III-studie waarbij 186 jongens met Duchenne betrokken waren) scoorde het middel Drisapersen niet beter dan placebo. Daar gingen miljoenen down the drain.
Maar dat kan ook later gebeuren: ná marktintroductie. Het komt nogal eens voor dat een medicijn, na de enthousiaste promotie plus keiharde marketing, uiteindelijk in vervolgstudies door de mand valt. Dat het effect van die kostbare medicijnen met gemak geëvenaard wordt door dat van een neppilletje voor nul komma nul euro. Louter het besef beter bezig te zijn, heeft al een wonderlijk genezend effect. Sterker, soms werken placebo’s beter dan echte medicijnen, omdat ze nu eenmaal geen bijwerkingen vertonen.
Vooral bij betrekkelijk lichte klachten is het placebo nog steeds onverslaanbaar. Denk aan lichte van ADHD, depressie, of chronische vermoeidheid. De industrie zou héél graag zien dat mensen met dergelijke lichte klachten dezelfde pillen gaan slikken als mensen die met zware klachten worstelen. De ‘lichten’ vormen immers een veel grotere groep. Maar keer op keer blijkt dat dergelijke problemen, waar miljoenen mee worstelen, voor een belangrijk deel tussen de oren ontstaan. Patiënten zitten vaak gevangen in een vicieuze cirkel waarbij de overtuiging ‘ziek’ te zijn leidt tot passiviteit, depressiviteit, gebrek aan beweging en gebrek aan sociaal contact. Je zou er ziek van worden.
Voor die enorme groep van tobberige zielenpieten (die overigens, als je ze daarop aanspreekt, behoorlijk agressief uit de hoek kunnen komen), is er nu een volstrekt kosteloze vorm van therapie. Een placebo-therapie waar zelfs geen suikerpilletje aan te pas komt. Die therapie heeft Mindfulness. Een soort praktische versie van de scheurkalenderkreet: ‘luister naar je lichaam!’ Uit onderzoek van Hiske van Ravesteijn (ze promoveert 2 oktober in Nijmegen) blijkt dat een beetje mediteren en ‘bewegingstherapie’ (en goed luisteren!) zeer positieve effecten heeft op klachten waar huisartsen vaak geen raad mee weten: rugpijn, hoofdpijn, en ga zo maar door.
Van Ravesteijn selecteerde 117 patiënten uit 19 huisartsenpraktijken in de regio Nijmegen. Die hadden al heel lang last van onverklaarde lichamelijke klachten, met daarbij vaak ook een chronische ziekte zoals diabetes of COPD. De ene helft van de patiënten kreeg de zorg die ze gewend waren, bijvoorbeeld door de huisarts, fysiotherapeut of specialist. De andere helft kreeg daarnaast mindfulnesstraining. Acht wekelijkse sessies van tweeënhalf uur met meditatie- en bewegingsoefeningen. En dan moesten ze thuis ook nog drie kwartier ‘oefenen’. Waar het om gaat is dat de patiënt al ‘luisterend’ leert leven met zijn kwaal. En het wonderlijke is, dat de klachten daardoor geheel of gedeeltelijk verdwijnen. In fysiek opzicht werden ze niet beter, maar de patiënten voelden zich gelukkiger, vitaler en ook hun sociale contacten verbeterden in vergelijking met de patiënten die de gebruikelijke zorg kregen.
Van Ravesteijn onderzocht twaalf patiënten uitvoeriger en ontdekte dat de verbetering samenhing met het omgoouien van het standaard leefpatroon: ‘Mannen doen dat drastischer, vrouwen subtieler. Mannen kiezen een andere hobby of een andere baan, vrouwen zeggen vaker nee en nemen vaker even pauze als ze aan het werk zijn.’
En dat is natuurlijk de kern van de zaak. Na al dat geluister naar hun eigen lichaam, besluiten de deelnemers om eens wat te gaan doén. Iets anders, welteverstaan. Het is al langer bekend: menige depressieve, of over vage pijntjes klagende zeurkous is helemaal niet ziek, of niet meer ziek, maar is gewoon ontevreden over zijn (of haar) leven. Dat is in elkaar gezakt en, eenmaal gewend, om niet ter zeggen: verslaafd aan hulp van alles en iedereen, zien ze geen mogelijkheid om hun leven weer op een andere rails te krijgen. Ze moeten dus gewoon een schop onder de kont hebben (of zichzelf die schop uitdelen). En dan is daar die geniepige Mindfulnesstraining. Het is een uiterst subtiele vorm van psychologisch bedrog. De klassieke cognitieve gedragstherapie met een vleugje wierook. Het klinkt heerlijk soft, dat luisteren naar je lichaam. Geen druk, geen stress. Maar het doel van al dat geluister is zonneklaar: je mag een aantal sessies lang nog lekker zeuren over hoe zielig je bent, maar uiteindelijk komt toch de hamvraag: hoe nu verder? Blijven we klagen of gaan we eindelijk een keer leven? Wordt het een leven lang klagen, en afgeven op al die dokters die niks kunnen, of pluk de dag? En zo tegen het eind van de sessies, geconfronteerd met dat soort vragen, worden er eindelijk keuzes gemaakt. En dan slaat het placebo-effect keihard toe. Ze lullen zichzelf beter, gelukkiger. Dat zouden we vaker moeten doen.