De commissie Remkes komt met de aanpassingen, omdat er echt iets aan de hand is

14-12-2018 17:18

Vijf maanden na de dood van het raadgevend referendum in de Eerste Kamer pleit een staatscommissie vandaag voor het echte werk: de invoering van een bíndend referendum. Burgers moeten de kans krijgen om een streep te zetten door een wetsvoorstel dat hen niet bevalt.

Tegenstanders van de volksraadpleging zijn nog niet af van de boze droom. Maar ook voor hen geldt dat het alternatief de echte nachtmerrie is.

Bijna twee jaar lang heeft de Staatscommissie Parlementair Stelsel onder leiding van oud-minister Johan Remkes (VVD) gewerkt aan het antwoord op de vraag: voldoet onze parlementaire democratie nog wel? Het antwoord is zonder omweg: nee.

Niet dat er een wenselijke alternatief voor handen is, maar de commissie presenteert een aantal hoognodige aanvullingen. Daarvan zijn het meest opvallend: de gekozen formateur (en aspirant premier!) en het bindend correctief referendum. Voor dat laatste moet de grondwet worden aangepast.

De commissie Remkes komt met de aanpassingen, omdat er echt iets aan de hand is.

De commissie schrijft dat de Eerste en Tweede Kamer geen juiste afspiegeling is van de bevolking. Er zijn teveel burgers die hun standpunten niet terug zien in de besluiten die op het Binnenhof bij meerderheid genomen worden. Remkes spreekt van ‘aanzienlijke groepen kiezers’.

In deze tijden van populistische bloei en gele hesjes is dat geen nieuws. Wel goed dat een onafhankelijke staatscommissie de onvrede in kaart brengt, het gevaar ervan onder ogen ziet en een oplossing aandraagt.

Het gevaar is een tanend vertrouwen van grote groepen kiezers in onze parlementaire democratie. Dat is niet alleen niet de bedoeling van een democratie (letterlijk ‘volksheerschappij’), het kan leiden tot apathie bij burgers en cynisme over het openbaar bestuur.

En wat te denken van een gewelddadige opstand zoals we in Frankrijk zien en een toenemende hang naar ondemocratische opties.

Dat zijn geen vooruitzichten om naar uit te kijken. Vandaar het voorstel van de staatscommissie.

Er spelen volgens mij ten minste drie ontwikkelingen, die het vertrouwen van burgers ondergraven. De eerste is de neiging van de Europese Unie – en de wens van bijvoorbeeld D66 – om meer wetgeving in Europees verband te regelen. Daar is Nederland zelf bij, maar na het overdragen van bevoegdheden aan Brussel ontglipt de controle aan de Tweede Kamer.

Ten tweede is er een groeiende betrokkenheid van burgers bij grote maatschappelijke ontwikkelingen. Van energietransitie tot immigratie. Zaken die van grote invloed zijn op hun leven, maar waarover burgers vrijwel niets te zeggen hebben.

Als ze al in een verkiezingsprogramma staan, bepaalt de samenstelling van de coalitie en de afspraken overeengekomen in een regeerakkoord of en hoe erover besloten wordt.

Een knappe kiezer die z’n opvatting dan nog ergens in beleid terug kan vinden. Laat staan als je volksvertegenwoordigers in de oppositiebanken belanden.

En daarmee zijn we bij de derde ontwikkeling. En dat is dat grote groepen kiezers langdurig buiten spel staan. Dat geldt onder meer voor het electoraat van de SP en de PVV. Wie daar schuld aan heeft laat ik even in het midden. Feit is dat de stemmers op deze partijen (1,4 miljoen op de PVV en 955 duizend op de SP) wel belasting betalen, maar jaren achtereen buiten de regering vallen en niet mogen mee beslissen.

De vernieuwing die deze staatscommissie bepleit komt als geroepen. Een bindend correctief referendum geeft burgers meer zeggenschap. Het is nu aan de politici of zij dat op juiste waarde weten te schatten.

Er staat veel op het spel. Vertrouwen in de parlementaire democratie is niet vanzelfsprekend.

Deze column werd eerder gepubliceerd op RTLZ.nl.