“Voor mij is het de grootste staatsman uit onze geschiedenis.” Dat zei Mark Rutte over Johan van Oldenbarnevelt, woensdag tijdens het debat over de begroting van de Koning. Dat was een stevige bewering van de premier, omdat deze politicus ooit op initiatief van de Oranjes werd onthoofd. Op 13 mei 1619, op het Binnenhof, op de beschuldiging van landverraad. Vlak na de onthoofding zouden de resten van Van Oldenbarnevelt zijn ondergebracht in de kelders onder de huidige Eerste Kamer, waar destijds de Hofkapel stond. Premier Rutte gaat op ons verzoek kijken hoe we onderzoek kunnen doen naar de resten van deze staatsman. Een paar jaar geleden heb ik dit voorstel ook al eens gedaan, maar toen was de tijd nog niet rijp. Volgend jaar is het vierhonderd jaar geleden dat Van Oldenbarnevelt werd onthoofd en in 2020 begint de grootschalige verbouwing van het Binnenhof, waarbij ook de Eerste Kamer op de schop gaat. Bovendien hebben zich twee zussen gemeld, nabestaanden van Johan van Oldenbarnevelt, die laten weten dat zij de roep om eerherstel van hun illustere voorvader van harte steunen en bereid zijn om daar waar mogelijk medewerking te verlenen.
Maandag trof ik de zussen Anke en Els voor een reportage met Frits Wester voor RTL Nieuws. Het was de eerste keer dat zij de Eerste Kamer bezochten. Het moet voor hen een vreemde ervaring zijn geweest om de plek te bezoeken waar hun voorvader is onthoofd, maar nog meer om de trappen af te dalen van de kelders waar diens resten waarschijnlijk verborgen liggen. Het is heel opmerkelijk dat achter de rommelkasten van de senaat, waar mappen en viltjes en andere benodigdheden liggen opgeslagen, al vier eeuwen lang de resten liggen van onze grootste staatsman. Die een belangrijke rol heeft gespeeld in de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden en de opbouw van de Republiek der Nederlanden. Dichter bij konden de nabestaanden niet komen. De vlekken in de muren herinneren aan de grafkelders, waar in een nóg verder verleden ook de graven van Holland werden begraven. Dat maakte deze kelders ook tot een ideale plek voor de Oranjes om de resten van deze politieke tegenstander onder te brengen, omdat in deze catacomben meer hooggeplaatste personen lagen begraven, maar de plek niet toegankelijk was voor mensen die deze staatsman wilden eren.
De geschiedenis was goed aanwezig vandaag, tijdens de behandeling van de begroting van de minister-president. Martin Bosma vroeg aandacht voor de Plakkaat van Verlatinghe, waarin de Staten-Generaal op 26 juli 1581 lieten weten de Koning van Spanje niet meer te erkennen. De PVV’er wil deze dag uitroepen tot een nationale feestdag, als begin van de strijd voor de onafhankelijke Republiek der Nederlanden – als Brabander moest ik hem er op wijzen dat inwoners van die gebieden in de Republiek juist tweederangs burgers waren. Kees van der Staaij van de SGP wees op de viering dit jaar van 400 jaar Synode van Dordrecht, waarin de Staten-Generaal opdracht gaf voor een officiële Bijbelvertaling. Harry van der Molen van het CDA vroeg aandacht voor de viering in 2020 van 75 jaar bevrijding van de Duitse bezetting. Het is goed dat de Kamer niet alleen bezig is met de waan van de dag, maar ook aandacht vraagt voor het verleden. Vóór het einde van het jaar laat Mark Rutte weten hoe onderzoek naar Van Oldenbarnevelt mogelijk is. Maar de opmerkingen van de minister-president over het belang van deze staatsman zijn op zich al een vorm van eerherstel.
Ronald van Raak schreef eerder over de vondst in de Kamer van The Wealth of Nations, de zelfmoord van verzetsstrijder Kastein aan het Binnenhof, een spontaan oorlogsmonument in de Handelingenkamer, de plannen voor een fietspad door de Tweede Kamer en een heus duel tussen een minister en een Kamerlid.