Nu het ons door de Belgische verkiezingen duidelijk is gemaakt dat we enkel nog voor of tegen Bart De Wever kunnen stemmen, in casu ‘tussen het PS-model en het N-VA-model’, kunnen we spreken van een polarisatie, en dat heet goed te zijn voor de kwaliteit van de democratie. Zelf heb ik altijd in polarisatie geloofd, het zijn de uitersten die het politieke debat zinvol maken. Herakleitos (‘De oorlog is de vader van alle dingen’) is altijd mijn filosofische Urheber geweest.
Maar de laatste tijd heb ik mijn twijfels. Is dit wel een echt duel, of lijkt het meer op een geënsceneerde worstelpartij? En wie ensceneert er dan eigenlijk? Met welk oogmerk? Cui bono? Wie heeft er baat bij?
Het ultieme electoraal essay, dat alle rode potloden wil onscherp maken en alle stemcomputers viraal infecteert.
De vraag wie het debat tussen Di Rupo en De Wever, links en rechts, zou winnen, is veel minder essentieel dan de vraag wie het organiseert en bemeestert. De media? Maar wie zit er achter die media? De concerns? Het wereldkapitalisme? De G8? De Bilderberggroep? Een buitenaards dispatchcentrum in de Himalaya?
Deze vraag naar de plutocratie, de (geheime, discrete) macht achter en voorbij het politieke geharrewar, wordt veel te weinig gesteld. Doordat in de onderzoeksjournalistiek het accent op de onthulling zelf ligt (zie Snowden, de NSA-spionnage) wordt zelden nog de vraag gesteld naar het waarom. Terwijl het waarom veel belangrijker is dan het hoe en wanneer. Het waarom is een heuristische sleutel: het opent een zoektocht naar diegene die de tegenstellingen organiseert en uitspeelt.
Wat Nietzsche omschreef als de Wille zur Macht gaat eigenlijk daarover: we bezitten geen macht, het is de macht zelf die ons bezit. Dus helpt ook het doden van tirannen niet, er komen er steeds weer andere in de plaats. De revolutie is een maat voor niets. En deze crux interesseert me als metapolitiek filosoof mateloos.
In die zin is de doorsnee-analyse, dat Bart en Elio elkaar als tegenstrever uitkiezen, omdat hen dat goed uitkomt elk aan hun kant van de taalgrens, absoluut triviaal én veel te flatterend voor beiden. Ten gronde ben ik ervan overtuigd dat ze ook maar marionetten zijn en dat we moeten zoeken naar het subject achter deze oorlog. Of misschien wel achter elke oorlog.
Onlangs woonde ik een hanengevecht bij, en dat was een eyeopener: die hanen hebben niets in de pap te brokken. Bij elk gevecht is er ook iemand die toekijkt en regisseert. Hij is de eigenlijke winnaar.
In die zin zijn vermoedelijk alle polariteiten doorstoken kaart en kunnen we nu eindelijk de overgeleverde Herakleitos-boutade helemaal tot het uiterste doordenken: de oorlog is de vader van alle dingen, dus is die vader ook de vader van alle oorlogen. Wie geeft dan nog om het kinderachtige duel tussen de zonen?
De vraag naar de ultieme Godfather voert ons onmiddellijk naar de omvangrijke literatuur van de complottheorieën, die door geen ernstig mens au serieux worden genomen, en dat maakt ze des te plausibeler.
Compleet luidt dat Herakleitos-fragment overigens:
“Oorlog is de vader van allen en koning van allen.
Sommigen laat hij goden zijn, anderen mensen.
Sommigen maakt hij tot slaven, anderen vrij.”
Vader dus, met of zonder hoofdletter. Een niet-benoemde Koning. Herakleitos (en daarmee zijn voornaamste leerling, Friedrich Nietzsche) maakt de link tussen politieke kritiek en religieuze kritiek. Door die Vaderfiguur op te roepen (géén moederfiguur) maakt hij van de oorlog zelf eigenlijk maar een tragikomedie, een theaterstuk dat door Iemand van buiten het universum geschreven, bedacht, gedirigeerd is.
Ergens moet er een absolute kracht zijn die, puur voor het plezier van het drijven zelf, al de rest in beweging zet. Onnoemelijke lichtheid en absolute zwaarte, in één formule vervat. Deze hypothetische onbewogen beweger, noemen we hem Pluto, ensceneert de tegenstellingen… gewoon om zijn macht te bevestigen. Daarachter is er geen antwoord meer op de vraag “cui bono?”.
Elke grote complottheorie, die haast de kracht moet hebben van een scheppingsverhaal (scheppingsverhalen zijn trouwens de oervorm van de complottheorie), gist naar deze ‘transcendente’ figuur, waarbij men moet bedenken dat talloze aardse godfathers als kleine regisseurs een klein vlooientheatertje mogen beheren. Elke dictator is maar een futiele stand-in voor Pluto, alias de Wille zur Macht, alias de Vader van Herakleitos.
Voor een echte alleenheerser zou ik nog buigen, maar alle dictators zijn slechts plaatsvervangers, stand-ins voor iets groter, onzichtbaar, ongrijpbaar. Macht is niet enkelvoudig, ze is gedelegeerd en uitbesteed, maar een criticus kan niet anders dan tenminste proberen het uiteinde van die ketting te vinden. Een retrograde zoektocht naar de onbewogen beweger en oorsprong van alle tegenstellingen, waarbij men veroordeeld is om alle etappes en tussenpersonen in kaart te brengen. Ook de meest lachwekkende. Niccolò Machiavelli had minstens een vermoeden van die lange ketting. Hij is er halverwege afgevallen.
De ultieme machtsanalyse, als zoeken naar God via zijn plaatsvervangers: zeer snel worden zowel Elio di Rupo als Bart de Wever onooglijk klein, tot het formaat van dorpspolitici. Zij bespelen het publiek, en worden bespeeld.
Maar ondertussen is er natuurlijk ook de massa van de machtelozen, het publiek. Wat is de rol van het volk in deze enscenering? Pure toeschouwers? Schijn bedriegt, want in een democratie heeft het volk zelf de macht. Hoe kan dat? Hoe dit te rijmen met de complottheorie rond de onbewogen beweger?
Hiervoor moeten we weer uit een nieuw vaatje tappen, en het Nietzscheaanse gezegde ‘God is dood’ toevoegen aan de Plutokratische algebra. We rekenen verder: als God-de-vader de oorlog ensceneert, én als God dood is, wie ensceneert dan de oorlog? Niemand? Inderdaad, de nagel op de kop: Mr. Nobody, alias de naamloze massamens, het andere uiteinde van de ketting.
Diegene die geen enkele macht had, erft nu die macht, zonder ook maar enigszins te weten wat ermee aanvangen. Hij stemt dus, kleurt een bolletje rood, brengt de kemphanen in de arena. Lusteloos, volatiel, onvoorspelbaar, ongeïnteresseerd eigenlijk. En dat maakt die mijnheer Niemand, gek genoeg, tot een absolute schemertiran die de politieke klasse verwart en kwelt.
We vinden die omgekeerde slavernij vandaag terug in de politicus die zijn kiezers achterna loopt. Di Rupo en De Wever doen het beiden. Elk zijn ze veroordeeld om hun aanhang, die ze mathematisch vermeerderd willen zien, te behagen en naar de mond te praten. Bang zijn ze van de kiezer, de machteloze macht die willekeurig, haast blindeling zijn potlood laat vallen op het stembiljet.
En zo is meteen het antwoord gegeven waarom we dat uiteinde van de machtsketting niet vinden: de Plutokratische logica heeft zich omgekeerd, en loopt van onder naar boven. De democratie is wel degelijk een feit, het volk regeert, maar het theater is er niet beter, schoner, fraaier op geworden. Integendeel.
Een beroepsklasse van middelmatige demagogen heeft zijn intrede gedaan, volkspolitici die weten dat ze niets te zeggen hebben en dat ook niet erg vinden, want het is uiteindelijk een broodwinning als een ander. Het zijn sportlui, worstelaars,en spiegelen zich aan de sport, omdat ook hier de vedette leeft van zijn publiek. De sportvedette is de speelbal van de supportersmeute, zelfs zijn charisma bestaat maar bij genade van het publiek. Zo zijn we weer bij de hanengevechten, maar dan zonder Godfather.
Het volk regeert, wedt, kiest, bewondert, schiet af, zonder dat iets van boven uit, een willende macht, nog voor enig tegengewicht zou kunnen zorgen. Niets hindert nu nog de opstoot van het vulgus. Alleen door rond de pot te draaien, en net niet te zeggen waar het over gaat, verwerft de demagoog enig uitstel van executie. De demagoog, niet begrepen als ‘volksmenner’ (dat is een slechte vertaling), maar als antenne die gedoemd is om de ‘signalen’ van het volk op te pikken, wat de politicus dus ‘draagvlak’ oplevert.
Anti-democratische cultuurpessimisten kunnen hier nu voluit gaan, en ze hebben gelijk: als de massa regeert, is het einde nabij. Uiteindelijk hebben we de heersers die we verdienen, en dat zijn de dorpsburgemeesters met een mix van sluwheid en domheid.
Plato voelde het aankomen, en dacht dat de filosofische koningen de wereld gingen redden. Een staatsgreep die mooi niet doorging: als het ultieme tegengewicht bovenaan verdampt, kan niemand de verticale top-down-ketting nog redden, ook geen verlichte despoot, zelfs niet met de meest edelmoedige en filantropische bedoelingen. De Atheense democratie was toen al geboren, Socrates had de straat al onveilig gemaakt.
De dictatuur deugt niet, de democratie nog minder. De machtsstrijd is leeg en wordt daarom steeds theatraler, een spel dat ons gaandeweg degouteert. Proefballonnen, leugentjes-om-bestwil, achterbaks gekonkel in de coulissen: als God niet dood was, viel hij ter plekke omver.
Des te meer wekt het verbazing, dat men vrouwen actief bij dit kinderachtig hanengevecht probeert te betrekken. Of beter: het past perfect in het plaatje, want echte, onzijdige toeschouwers die zich aan het publieke-politieke machtsspel onttrekken,- daar zit de zwakke plek van heel het circus.
Zoek de kip. Ik vernoemde Socrates –waarvoor Nietzsche een enorme minachting had-, maar eigenlijk wil ik het over Xantippe hebben, zijn vrouw die thuisbleef, zich niet met politiek bemoeide (was in het Athene van toen overigens niet toegestaan), maar hem desalniettemin probleemloos de baas kon.
Hoe apolitieker de vrouw, hoe gevaarlijker ze is. Via de keuken bezit ze de macht om te belonen en te bestraffen, zelfs om te vergiftigen. Het verschil in levensverwachting tussen vrouwen en mannen heeft daar allicht mee te maken: er worden meer mannelijke partners geëlimineerd dan de statistieken laten vermoeden.
Deze zwarte-weduwe-moorden worden echter doorgaans vervangen door seksuele chantage: het is dikwijls veel leutiger om een man in bed de geneugten te ontzeggen, dan hem simpelweg om te brengen. Mannen hebben vrouwen meer nodig om hun lust te bevredigen, dan vice-versa. Terecht spreekt men van het huwelijk als geïnstitutionaliseerde prostitutie, met dien verstande dat ook hier de echtgenote/concubine de touwtjes in handen heeft door voorwaarden te verbinden aan de penetratie door de echtgenoot/cliënt.
Anale seks staat aan de top. Vrouwen hebben er niets aan, maar als pasmunt en drukkingsmiddel is het voor hen een zegen. De dag dat vrouwen gemeenzaam beslissen om op die manier een politieke partij te promoten, zijn de dagen van alle andere partijen geteld.
Uiteraard moeten we hier verwijzen naar Lysistrata, de komedie van de Griekse kluchtschrijver Aristofanes, waarin vrouwen zich op een onorthodoxe manier mengen in de Atheens-Spartaanse oorlog (Di Rupo – De Wever?) door de kemphanen aan beide zijden met een seksstaking te confronteren. Tussen de lakens dooft elke publieke machtsstrijd uit. Onnodig te zeggen dat daarmee elk hanengevecht snel zijn glans verliest: vrouwen hebben geen politiek nodig, maar omgekeerd des te meer. Noem het de buitenspelval van Lysistrata (letterlijk: ‘Zij die de macht ontbindt’) en Xantippe.
Wellicht daarom werd enkele dagen geleden een campagne opgestart om meer vrouwen in de politiek te krijgen, onder het motto ‘Let’s make it fifty-fifty’. Evenveel vrouwen als mannen in de regering, luidt het devies, en liefst ook in de administratieve topambten en alle parlementen die dit land rijk is.
Een aantal politieke boegbeelden zet er zijn schouders onder. Vreemd genoeg een aantal oude ratten uit de tijd dat de dieren nog spraken en politiek een mannenzaak was, zoals Mark Eyskens, Herman de Croo en Willy Claes. En dat is heel logisch: een politieke recuperatie van het vrouwelijk electoraat is essentieel om een seksstaking – of erger- te vermijden.
Het vrouwelijk stemrecht, én deze ‘Make it fifty-fifty‘-actie, hebben vooral tot doel om deze infra-politieke vrouwelijke subversie te bezweren. Geef ze status, laat ze ook een petje dragen, en de dreiging van de keuken én het bed neemt af. Zo wordt die stem-vrouw-actie het summum van subtiele macho-strategie.
De conclusie is,- en het is niet de eerste keer dat het hierop uitdraait,- dat alleen buitenpolitieke krachten de machtslogica kunnen doorbreken. Vrouwen, blanco-stemmers, misschien zelfs dieren (die net daarom ook ooit wel stemrecht zullen krijgen, eens ze een ‘doelgroep’ vormen). Het aantal blanco-stemmers en thuisblijvers in België (waar de opkomstplicht geldt) ligt nu rond de 15 procent. Dat is al de omvang van een middelgrote partij.
Het beste wat vrouwen kan overkomen, is het verlies van hun stemrecht (in België ook een stemplicht). Dan komen heel andere scenario’s weer aan bod, waarin de oorlog en de kiesstrijd stilvallen wegens huis-, keuken- en bedproblemen. Keuken, haard en bed zijn de drie gevarenzones, door de Grieken gezamenlijk als ‘oikos’ betiteld, als tegenpool van de publieke ‘polis’, alias de Villa Politica.
Zo komen we eindelijk tot de enige echte oorlog die alle andere in de schaduw stelt, de meest extreme maar ook de meest opwindende: de oorlog tussen de seksen, het echte onderwerp van Aristophanes’ klucht.
Met een gerust geweten kunnen we voor elk TV-debat de knop omdraaien en die ene Grote Oorlog voortzetten waar we gestopt waren.