ThePostOnline

Het kraakverbod als pr-succes voor de kraakbeweging

05-11-2009 12:00

Een oud-kraker verzuchtte een tijd geleden tegen me dat de kraakbeweging hetzelfde pr-probleem heeft als joden en homo’s: het publiek stelt ze als groep gelijk met het groepje fanatici dat de media domineert. Maar het probleem van de kraakbeweging is diepgaander: fundamentalisten zijn de enigen die nog over zijn.

Neem het antifascisme, waarmee de kraakbeweging zich altijd heeft vereenzelvigd. Tegen fascisten? Succes verzekerd, zou je denken; het is nou niet echt alsof de terugkeer van Anton Mussert een sterk draagvlak kent. Maar er moet wel een doelwit zijn voor ‘antifasistiese aksie’; de asmogendheden zijn tenslotte al een tijdje geleden kaltgestellt. De problemen beginnen zodra je het begrip ‘fascist’ gaat oprekken om alles te omvatten dat het niet met je eens is: politiemensen, je ouders en natuurlijk buurtbewoners die niet zo gecharmeerd blijken van het idee dat hun buurhuis in een openbaar toilet wordt veranderd.

Combineer dat met een vaak uiterst agressieve houding en het wordt begrijpelijk waarom de kraakbeweging zelfs als ‘antifascistisch’ platform zo faalt in het verwerven van publieke steun. De haarmode helpt natuurlijk ook niet, maar iedereen die wel eens met punkertjes heeft gepraat weet dat de ijzingwekkendheid van de hanekammen omgekeerd evenredig is aan de schattigheid van de dragers ervan. Desondanks, als marketinginstrument is het niet bijster effectief als je de bewoners van Huize Avondrood wilt overtuigen.

Maar het allergrootste probleem van de kraakbeweging is dat ze zelf zo fundamenteel is getransformeerd. Tot eind jaren tachtig kon de ‘sien’ met enig recht worden beschouwd als een illegale maar legitieme (en even zo belangrijk: effectieve!) beweging, die onroerendgoedspeculatie aan de kaak stelde in een tijd waarin het huizentekort vooral in de grote steden een enorme omvang had aangenomen. Hele wijken dreigden leegstaand te verkrotten en een tegenbeweging was eigenlijk onvermijdelijk.

Het keerpunt vond plaats in het begin van de jaren tachtig, toen het meest actieve deel van de krakersbeweging eigenlijk wel onder dak was en zich op andere manieren meende te moeten manifesteren. Van een duidelijk doel met een zekere maatschappelijke steun werd overgeschakeld naar een aantal nogal extreme ideologische stokpaarden, compleet met rellen en (het breekpunt) brandende trammetjes die niemand iets hadden misdaan.

De ‘oude’ groep krakers woont nu grotendeels in panden die via allerlei regelingen hun eigendom zijn geworden. Met ouderdom, bezit en een carrière kwam een zekere rust en afwending van de actieve kraakbeweging. Het resterende deel van de ‘oude’ krakers sloot zich gaandeweg (niet in woord misschien, maar zeker in de praktijk) af van een beweging die gewelddadiger werd en ontaardde in een vrijplaats voor allerlei groepen die Amsterdam zagen als een vrijplaats voor alles wat ze thuis niet mochten – met een belangrijk crimineel element.

Het probleem van de beweging is dat ze niet echt een groep kan weigeren zonder allerlei verdenkingen van elitarisme op zich te laden. Tegelijkertijd is in het afgelopen decennium het kleine beetje steun dat er nog bestond stelselmatig gesloopt door nieuwe instroom die de faciliteiten van de beweging gebruiken zonder zich van het doel bewust te zijn.

De tragiek van de kraakbeweging is dat ze zo’n beetje solidair wil zijn met alles en iedereen, behalve met haar eigen achtergrond. Het feit dat het kraakverbod zonder veel debat is ingevoerd is dan ook vooral een indicatie van de manier waarop de beweging zichzelf maatschappelijk buitenspel heeft gezet.