Een inkijk in het multiculturele drama

18-04-2016 09:59

“In Amsterdam staat een moskee
Waar de moslims heengaan
Om te bidden met elkaar
Zo gaat dat in islam
Heb je de adzaan gehoord
Die tot het gebed aanspoort
Ga dan snel naar binnen
Dan gaan we beginnen”

 

Dit is een kinderliedje dat wordt geleerd op een islamitische basisschool in Amsterdam. Het is een islamitische versie van “In Den Haag daar woont een graaf”. Dit is integratie in de Nederlandse samenleving, multiculturalisme in de praktijk. Vol goede moed en bevlogenheid gaat Fenny Brinkman als onderwijzeres werken op een islamitische basisschool in Amsterdam. Haar ideologie was het multiculturalisme:

 

“Ik wilde de leerlingen met behoud van hun eigen moslimidentiteit helpen integreren in de Nederlandse samenleving. Wederzijds respect en een maatschappij waarin iedereen op een prettige manier met elkaar leeft waren mijn ideaal. Dat ik een hoofddoek moest dragen, nam ik op de koop toe. Ik wilde een voorbeeld voor de kinderen zijn, zodat ze zich met hun juf konden identificeren. Ik vond dat de kinderen trots moesten zijn op hun hoofddoek, hun geloof en hun culturele achtergrond.”

Haram, haram, haram

Na zes jaar hangt zij haar lier aan de wilgen. In Haram. Uit het dagelijks leven op een islamitische school (2005) verhaalt zij over haar ervaringen. Op de school zijn de mannen en vrouwen, de jongens en de meisjes zoveel mogelijk gescheiden. De juffen dragen “lange, alles verhullende kleding en de meisjes en vrouwen hoofddoeken.” Alles staat er in het teken van de islam. Haram – zondig – is een veel voorkomend woord en wordt op van alles geplakt dat in strijd met de islam wordt geacht.

Zo mag er niet over seks gesproken worden, behalve door de godsdienstonderwijzers. Tampons zijn haram, want dat zou het maagdenvlies aantasten. Sinterklaas is haram. Kerstmis en andere christelijke feesten en symbolen zijn haram. Afbeeldingen van mensen en dieren zijn haram. Muziek is haram. Er wordt niet gedoucht na het gymmen omdat naakt haram is. Applaudisseren is haram. Er wordt niks geleerd over andere godsdiensten of levensbeschouwingen. De kinderliedjes zijn geïslamiseerd. Brinkman vertelt over hoe het docent Henk verging die over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust les gaf. Ouders beklaagden zich bij het schoolbestuur over de inhoud en Henk werd gesommeerd de lessen aan te passen. Henk echter houdt zijn rug recht en “verlaat de school om nooit meer terug te komen.”

Er komt op school een tandarts om de gebitten van de kinderen te controleren. Met die gebitten is het niet goed gesteld. Er wordt weinig gepoetst en veel suiker gegeten. Het bestuur verbiedt de jongens van de bovenbouw naar de tandarts te gaan, omdat de tandarts een vrouw is. De schoolintercom wordt gebruikt voor de oproepen tot gebed waar de hele school aan mee doet, behalve de kafirs – de ongelovigen. Als Fenny in de volle lerarenkamer per ongeluk op het bijzettafeltje gaat zitten waar een koran op ligt, breekt de pleuris uit. De moslims zijn zeer geschokt en reageren heftig.

Nederland in een islamitische staat veranderen

Brinkman realiseert zich dat zij niet is aangenomen omdat ze een bekwame leerkracht is, maar om dat er een tekort aan islamitische leerkrachten was. In het nawoord bij haar ervaringen schrijft zij: “Nog steeds sluiten nietsvermoedende stadsdelen gentlemen’s agreements met islamitische schoolbesturen. Ik begrijp dit absoluut niet. Een groot gevaar ligt op de loer. Een aantal moslims wil niets liever dan onze westerse maatschappij omverwerpen en Nederland in een islamitische staat veranderen.”

Brinkman concludeert: “Ik hou van onze multiculturele samenleving en ik ben blij daar deel van uit te maken – althans, meestal. Achteraf denk ik dat ik onmiddellijk had moeten afhaken toen ik besefte in welke situatie ik terechtgekomen was. Maar ik had de hoop iets te kunnen veranderen. Misschien zou ik bij het schoolbestuur iets meer begrip voor de Nederlandse opvattingen kunnen kweken. Nu denk ik daar anders over. Soms is het beter om weg te gaan. Mijn eigen weg.” Brinkman eindigt zodoende met een persoonlijke conclusie, namelijk dat het voor haar beter was daar weg te gaan.

Toch heeft zij even daarvoor een tweede algemenere conclusie getrokken dat stadsdelen islamitische scholen veel te welwillend tegemoet treden. Hoewel zij zelf last had van de inperkingen van haar vrijheden op de school, kon zij na schooltijd haar lange gewaad en hoofddoek afleggen en in de weekenden alles doen wat haram is en kon er voor kiezen om er helemaal uit te stappen. Die keuze hebben de vrouwen en meisjes die in de islamitische cultuur zitten niet. Brinkman kon uit die besloten, bekrompen en achterlijke cultuur stappen. Zij was er niet levenslang in opgesloten. Door dit boek te schrijven geeft zij een stem aan de kinderen die daar geïndoctrineerd en in hun vrijheid en ontwikkeling beknot worden.

De onvermijdelijke oplossing: monoculturalisme

Het lukt mij niet een andere conclusie uit dit boek te trekken dan dat het onderwijs op deze islamitische school fundamenteel botst met het seculier humanistisch opvoedingsideaal waarin leerlingen open informatie krijgen over de wereld, hen wordt geleerd mondig en kritisch te zijn, waar gelijkheid wordt gepraktiseerd en waarin taboes zoveel mogelijk worden besproken op het niveau van het kind. Deze islamitische school draagt niet bij aan het proces van integratie. In tegendeel er is sprake van een uitsluiting van niet-moslims. De kinderen wordt tekort gedaan. De vrije ontplooiing van kinderen wordt niet gestimuleerd, maar gefnuikt. Zowel ter bescherming van de leerlingen als vanwege het gevaar van desintegratie dienen islamitische scholen gesloten te worden.

De islam heeft een tunnelvisie van haat en onwetendheid over de anderen in de wereld buiten hun zuil. Er is een diepe en fundamentele botsing tussen islam en het westen. We moeten daar niet van wegkijken, maar het probleem onder ogen durven zien. Nog belangrijker is: wat kunnen we doen? De ideale oplossing zou zijn om artikel 23 van de grondwet waarin religieus onderwijs wordt toegestaan, te wijzigen en onderwijs alleen op onderwijskundige redenen te divergeren binnen een seculier wetenschappelijk kader.

Het multiculturalisme moet plaats maken voor monoculturalisme: de fundamentele waarden van de liberale democratie gebaseerd op mensenrechten en de gelijkwaardigheid van alle individuen, de vrijheid van expressie, de openheid voor kritiek – dat zou allemaal deel uit moeten maken van integratie in de Nederlandse samenleving. Het spreken van Nederlands (of Engels) is een noodzakelijk vereiste, maar het gaat ook om een bredere sociaal-cultureel en vooral morele attitude. En, nu komt een groot taboe: de islam is een obstakel voor die fundamentele waarden van individuele vrijheid en redelijkheid. Het mengsel van etnisch nationalisme en islam heeft grote invloed op een grote groep allochtonen die zich afzetten tegen de westerse cultuur en samenleving waar zij in verblijven. Ze kiezen er bewust voor om niet te integreren. En de Nederlandse overheid financiert en faciliteert instituten die bijdragen aan de het bestendigen van het multiculturele drama.

Het multiculturele drama

In 2000 publiceerde Paul Scheffer zijn essay “Het multiculturele drama”. Hij schrijft: “De liberale democratie poseert vaak als een neutrale arena waarbinnen culturen kunnen botsen en versmelten. Maar zoals de Rushdie-affaire laat zien, houden neutraliteit en relativisme ergens op.” Hoewel de politieke enthousiasme voor het ideaal van de multiculturele samenleving waarin allochtonen integreren met behoud van eigen cultuur en identiteit behoorlijk getemperd is sinds 2000, zijn de problemen alleen maar toegenomen en is er onder veel politici een grote onwil om man en paard te noemen. Scheffer concludeert: “De tolerantie kreunt onder de last van achterstallig onderhoud. Het multiculturele drama dat zich voltrekt is dan ook de grootste bedreiging voor de maatschappelijke vrede.” Dat achterstallig onderhoudt is nog niet weggewerkt. In 2004 manifesteerde zich het multiculturele drama met een terroristische moordaanslag op Theo van Gogh.

“De Joden zijn de schuld van alles”

Journalist Margalith Kleijwegt onderzoekt de ouders van een tweede klas VMBO-leerlingen op een zwarte school, het Calvijn College in Amsterdam. Haar verslag daarvan is het boek Onzichtbare ouders. De buurt van Mohammed B. (2005). De in Nederland geboren en getogen Mohammed Bouyeri is de moslimterrorist die in 2004 Theo van Gogh vermoordde. Kleijwegt onderzoekt het milieu waar Bouyeri vandaan kwam en waar er sympathie voor hem is. Het merendeel van de leerlingen op het Calvijn College is Marokkaans, de rest Surinaams of Turks.

Margalith neemt zich voor contact te leggen met de ouders van deze scholieren. Dat gaat heel moeizaam. De ouderparticipatie van deze ouders is laag. Veel moeders spreken niet of nauwelijks Nederlands en hebben vaak weinig onderwijs genoten. Soms weten ze niet waar de school van hun kind is of in welke klas hij of zij zit. De televisiesatellieten staan steevast gericht op het land van herkomst. “Overal waar ik over de vloer kom, staat de televisie aan.” De prestaties van de leerlingen laten zeer te wensen over. Er wordt veel gespijbeld. Antisemitisme tiert welig. “De Joden zijn de schuld van alles” is een gangbare opvatting.

In het boek komen verontrustende zaken aan de orde. Zo blijkt er in Amsterdam een Turks internaat te zijn waar ouders hun kinderen heen sturen om van de zorg van het opvoeden af te zijn. Dat is een instelling op islamitische grondslag. Met het boek van Brinkman in het achterhoofd is het geen onbillijke veronderstelling dat de vrije ontplooiingsmogelijkheden van de jongeren daar verre van optimaal tot uiting zullen komen. ‘”Het geloof is belangrijk voor hem [een Turkse vader]. “Kijk”, legt hij geduldig uit, “wij moslims leven in afwachting van ons volgende leven. […] Als ik nu netjes de regels van de islam volg, dan krijg ik het in mijn volgend leven beter. Deze periode op aarde is niet alleen tijdelijk, het is ook een examen.”

Margalith constateert dat de ouders eensgezind zijn: “Ze voelen zich meer verbonden met het land waar ze vandaan komen. Ze leven hun leven in de eigen, besloten familiekring. Nederlanders, vinden de meesten, zijn te vrij, te westers, daar kun je je maar beter verre van houden.” “Als ik aan meneer Benayad vraag of hij er bezwaar tegen zou hebben als Hassan met een Nederlands meisje thuiskwam, kijkt hij me stomverbaasd aan. Natuurlijk maakt hem dat wat uit! Volkomen ondenkbaar dat een van zijn kinderen met een niet-moslim zou willen trouwen. “Is niet goed. Nee. Echt niet.”

“Je mag niet beledigen”

Behalve islamitisch moet de huwelijkspartner ook nog bij voorkeur dezelfde etniciteit hebben. Gearrangeerde, dikwijls gedwongen huwelijken komen dan ook vaak voor. Het komt ook voor dat ouders hun zoon maar vooral ook dochter naar Marokko of Turkije sturen om daar strikt islamitisch onderwijs te volgen. Veel kinderen komen uit grote gezinnen, waarbij de moeder thuis is en nauwelijks buiten komt. De vaders verdienen doorgaans minder dan modaal, dus is het geen vetpot. De behuizing is klein. De leraren melden dat kinderen vaak zonder ontbijt op school komen. De kinderen weten heel weinig van wat er speelt in Nederland, of in de wereld. Een sterke afkeer voor feminist Ayaan Hirsi Ali wordt breed gedeeld.

“Zij is de duivel. Zij is het kwaad. […] Ze weten niet veel over haar. Dat ze uit Somalië komt. Dat ze slecht spreekt over Allah. En dat is genoeg. Onvergeeflijk, vinden de vrouwen dat. Dat ze de naam van Allah zo durft te misbruiken. De suggestie dat Ayaan Hirsi Ali juist voor moslimvrouwen opkomt, beschouwen de vrouwen als een regelrechte belediging. “Die film met Koranteksten op een vrouw. Dat mág niet,” zegt een vrouw verontwaardigd. […] Niemand heeft Submission, de korte film die Van Gogh samen met Hirsi Ali maakte, gezien. Maar het idee alleen, teksten uit de koran op het naakte lichaam van een vrouw, maakt de cursisten woedend. “Je moet niet alles zeggen wat je denkt of vindt,” zegt Rachida. “Mag niet beledigen,” stelt een van de anderen kordaat. Iedereen knikt instemmend.””

“Ik zou Hirsi Ali zelf kunnen vermoorden als ik haar tegen zou komen”

Toen leerlingen enkele weken na de moord op Theo van Gogh een opstel hierover moesten schrijven stonden er zinnen in als: ‘”Eigenlijk is het terecht dat hij vermoord is.” En: “Theo van Gogh had veel praatjes over Allah en nu is hij lekker dood en de Nederlandse samenleving moet niks met moskeeën uithalen, want anders gaan er koppen rollen. “‘De moord op Theo van Gogh gaf mij een enorme kick. Wij moslims laten ons niet beledigen door de ongelovigen.’ ‘Theo van Gogh begon ons geloof belachelijk te maken, terwijl de Islam al heel lang bestaat. Wie is hij wel niet! Hij heeft totaal geen respect voor ons geloof. Ik vind dat Hirsi Ali ernaast moet liggen.” “Ik zou Hirsi Ali zelf kunnen vermoorden als ik haar tegen zou komen. Zonder pardon snij ik haar in stukken. Wie denkt ze wel dat ze is.”

Een leraar laat een noodkreet horen: “Ze hebben geen enkel respect voor Nederlanders en laten dat in alle toonaarden blijken. Ze schelden mensen uit of vallen ze lastig. Er is geen land met ze te bezeilen. Moslimextremisme is voor jongeren een vlucht. Ze zijn in de war, voelen ze zich gekrenkt, dan zijn ze rijp voor rekrutering. […] Wij hebben nagelaten respect af te dwingen. En we hebben de vrijheid die wij koesteren, niet goed overgebracht aan mensen die we hier naartoe hebben gehaald.”

Zachte heelmeesters

De boeken van Brinkman en Kleijwegt geven een inkijk in het multiculturele drama. Voor vrije ontplooiing van individuen is hier weinig ruimte. Voor vrije ontplooiing voor vrouwen is al helemaal geen ruimte. Terwijl in Nederland de vrouwenemancipatie een grote slag heeft gemaakt de afgelopen decennia is hiervan heel weinig te merken bij de Islamitische allochtonen en andere premoderne culturen. Een liberale samenleving moet zorg dragen dat individuen vrij kunnen zijn hun eigen leven vorm te geven. Daar is thans geen sprake van. Liever kijkt de overheid weg. Pas als er gevaar dreigt voor de rest van de samenleving, in het geval van misdaad en terrorisme, wordt er actie ondernomen.