Thijs tikt: Hongerwinter

27-03-2012 12:00

Vorige week dinsdag was ik te gast bij een diner. Met ongeveer vijftien anderen nam ik deel aan een discussie. Onze gastheer serveerde ons ondertussen, volgens de laatste mode, authentiek eten. Grove worsten van de gespecialiseerde worstenmaker; een groot stuk rood vlees dat in zijn geheel op de grillplaat ging en aan tafel pas aan stukken werd gesneden; biologische kippetjes die in één stuk in de oven moesten en ook in één stuk op de borden verschenen; grote brokken rijpe kaas – ik had zoiets nog nooit gezien. Vroeger bij mij thuis hadden we dat in ieder geval niet. 

Twee weekenden geleden organiseerde de Youth Food Movement de tweede editie van het Food Film Festival. Films over eten, geselecteerd door de jongerentak van de Slow Food-beweging. “Eten is cultuur, eten is identiteit”, staat te lezen op de website. De woorden spookten door mijn hoofd toen ik dit weekend in de zon naar huis fietste. De straat waar ik woon krabbelt sinds de laatste paar jaar weer op. Voorheen zat er eigenlijk alleen een coffeeshop, maar de laatste jaren opent de een na de andere winkel zijn deuren. Binnenkort weer eentje die is gespecialiseerd in puur, eerlijk eten. Het is de zoveelste, naast de ambachtelijke Italiaanse traiteur, de authentieke koffiezaak, de gespecialiseerde wijnhandel en een onderneming die zich omschrijft als ‘lekkere-dingen-winkel’, waar allerlei soorten olijfolie worden verkocht. De breuk met de jaren ’90 is totaal: fusion is uit, ambachtelijk koken is in. Overal zie je daarvan het bewijs.

Verloren eenvoud
De zoektocht naar het ware en het authentieke wordt gedreven door de gedachte dat de moderne samenleving ons van iets heeft beroofd dat belangrijk was. Trots, kwaliteit, gemeenschapszin en andere zaken die geen prijs hebben, maar wel een waarde. De populairiteit van alles wat ‘authentiek’ is, eerlijk koken, maar ook TV-programma’s als Ik hou van Holland, zijn loten aan dezelfde stam: symbolen van schijnbaar verloren eenvoud.

Zulke romantiek is echter een verleidelijke, maar ook bedrieglijke minnaar. Historicus Orlando Figes laat in het boek Natasja’s Dans, Een culturele Geschiedenis van Rusland zien hoe na de oorlog met Napoleon in 1812 een jonge generatie Russen zich afkeert van de St. Petersburgse elites. Het ware Rusland was, meenden zij, niet te vinden in de salons, maar bij de boeren. In de jaren ’50 en ’60 ontstond er een heuse cultus. Jonge intellectuelen lieten St. Petersburg en Moskou achter zich en maakten pelgrimstocht naar de boeren, omdat zij het geheim van het eenvoudige en deugdzame leven zouden kennen. De intelligentsia wilde zich in dienst stellen van de zaak van het volk.

Het werd een deceptie. De boeren bleken ruwe, onbeschaafde dronkenlappen die zich het liefst een delirium zopen en hun vrouwen afranselden met riemen en takken. In de hoogdravende plannen van de intellectuelen zagen ze zelden iets, en door eenvoud deugdzaam geworden mensen waren ze ook niet. Het wereldbeeld van de jonge populisten stortte in: schrijver Gleb Oespenski kreeg een zenuwinzinking, veel van zijn collega’s raakten aan de drank. Het romantische beeld van het boerenbestaan bleek een fabeltje, en gedesillusioneerd keerden zij terug naar hun vertrouwde milieus.

Hongerwinter
Hoewel het tragische voorbeeld van de Russische boeren laat zien dat het geromantiseerde alternatief voor de status-quo zelden levert wat het belooft, maakt het de gevoelens niet minder oprecht. Ze zomaar aan de kant schuiven is een slecht idee. Romantiek en nostalgie zijn altijd een reactie op een gevoel van onbehagen, veroorzaakt door een wereld die niet kan bieden waar wel naar gehunkerd wordt.

De Hollandse nostalgie en romantiek keert zich tegen de zielloze technocratie, tegen de grote wereld waarin de individuele mens nietig is, tegen de anonimiteit van de overheid en de ambtenarij, die ernaar streeft om de wereld tot in detail te regisseren door burgers met ‘prikkels’ tot het gewenste gedrag te verleiden. Tegen de alles doordringende illusie dat alles rationeel moet zijn, tegen het idee dat de beurs in staat is alles te beprijzen, tegen de gedachte dat alles gereduceerd moet worden tot economisch behapbare eenheden, omdat we anders geen idee hebben welke waarde het vertegenwoordigt. Tegen de terreur van nuttigheid en efficiëntie, tegen de liefdeloze taal van beleidsmakers en bestuurders.

Tijdens het diner afgelopen dinsdag zei een columnist op leeftijd naast me, nadat hij had gevraagd hoe oud ik eigenlijk was, dat hij het ieder kind zou gunnen om in de Hongerwinter op te groeien, zoals hij. “Dat geeft je een haarscherp besef van wat vrijheid is.” Vrijheid toont zich door het tegendeel, zoals we ook alles van waarde pas kennen als het er niet meer is. Nu we de zegeningen zien van onze volmaakte, door de markt bewogen, ideologie-vrije beschaving, realiseren we ons wat we eigenlijk missen: dingen die echt zijn, of authentiek. Een beetje liefde misschien, en een beetje schoonheid. Het grote verhaal.

CC-foto: Nationaal Archief