Gebruik straatcultuur is leegverkoop van beschaving

27-03-2010 14:01

In dagblad De Pers van vrijdag 26 maart 2010 staat een artikel getiteld: Fuck je Hollandse principes met als ondertitel Jongeren, investeer tijd in de leider. Het artikel behandelt de visie van schrijver Frank van Strijen, die zich heeft verdiept in de straatcultuur. De straatcultuur kenmerkt zich volgens Van Strijen onder meer door een sterk groepsgevoel en een sterke hiërarchie.

In zijn cursus omgaan met straatcultuur geeft Van Strijen onder anderen het voorbeeld van een homofiele conciërge op een school die werd gepest door een groep. De directeur van de school maakte de leider van de groep verantwoordelijk voor de handelingen van de groep. Van Strijen ‘Het voorbeeld van de conciërge heeft in de praktijk gewerkt. Het is echt gebeurd, en het pesten is gestopt’. Van Strijen vindt het een goed voorbeeld van omgaan met straatcultuur en adviseert daarom te investeren in de leiders als er nog niets aan de hand is.

Hiërarchische structuur

Zoals Van Strijen zelf opmerkt druist zijn methode in tegen de eeuwenoude gewoonte dat degene die het gedaan heeft wordt gestraft. Door de leider te straffen breek je met die gewoonte, maar gebruik je de hiërarchische structuur die in de groep al aanwezig is. Zonder zelf te hoeven integreren in de groep kan je wel je invloed uitoefenen. Hoewel die theorie vanuit pragmatisch oogpunt misschien treffend werkt, zijn er wel degelijk vraagtekens bij te zetten.

De school verschuift de verantwoordelijkheid voor de orde van een bepaalde groep naar de groepsleider, en verliest daarmee (een deel van) zijn initiatief. Nadat de afspraak is gemaakt zal een groepsleider zich geschoffeerd voelen als de school rechtstreeks ingrijpt in de groep in plaats van via de groepsleider.

Gezagsdragers

Maar is ook een principiëler bezwaar. Als de leider van de groep gestraft wordt voor het handelen van de groep, dan moet de leider zijn gezag gaan uitoefenen om de groep in het gareel te houden en zijn eigen straf te ontlopen. De school – of iedere andere gezagdragende organisatie – heeft geen invloed op de gezagsinstrumenten die binnen de groep worden gebruikt. Het laat zich denken dat onder de gezagsinstrumenten van de leider ook minder conventionele gezagsmiddelen zoals geweld zitten.

Doordat je de feitelijke handeling van het gezag uitoefenen niet zelf uitvoert, lijkt de handeling daarmee gerechtvaardigd. In werkelijkheid gebeurt onder verantwoordelijkheid van de school een handeling die (mogelijk) strijdig is met onze cultuur. Dergelijke gezagsinstrumenten zouden door een school niet moeten worden onderschreven, maar worden met de verantwoordelijkheid van de groepsleider mogelijk wel gebruikt ten bate van de school.

Bestaansrecht van groepscultuur
Dit raakt de kern van mijn bezwaar: als je de verantwoordelijkheid voor het groepshandelen overdraagt aan de groepsleider, dan erken je daarmee die groepscultuur als zodanig en geef je het bestaansrecht. Ook (of misschien juist) in de elementen die negatief afwijken van de eigen cultuur, zoals het gebruik van geweld. Daarmee gooi je de baby met het badwater weg. Je wilt de orde handhaven, en doet dat op een manier die op zichzelf in strijd is met die orde.

Daarmee creëer je een gelegenheid voor de straatcultuur om te blijven bestaan. In plaats van het gedrag af te keuren met eigen gezagsinstrumenten, zorg je ervoor dat de cultuur in stand kan blijven door er gebruik van te maken. Daarmee ontkracht je dus het gezag van je eigen samenleving. Want als deze uitzondering gemaakt kan worden, dan kunnen er nog veel meer uitzonderingen gemaakt worden. Wat in ieder geval blijkt is dat de culturele waarden niet rotsvast en onverbrekelijk zijn. En dat is een signaal dat we niet af zouden moeten willen geven.