ThePostOnline

Zomerstudie: Jacques de Kadt

24-06-2010 14:00

In 1988 overleed Jacques de Kadt. Journalist, publicist, DeJaap scribent, anticommunist en -fascist maar vooral sociaal-democraat. In 1938, vlak voor het uitbreken van de oorlog, publiceerde De Kadt ‘Het fascisme en de nieuwe vrijheid’. Dinsdag wist ik eindelijk een exemplaar te bemachtigen en de actualiteit van de zinnen sloeg in als een bom.

Domme massa’s

De Kadt gelooft dat er iets waardevols moet zitten in het fascisme waar de samenleving behoefte aan had. “De aanval op onze wereld zou niet dat fenomenale succes gehad hebben als onze wereld niet in vele opzichten aanvechtbaar was geweest.” Ontdekken wat deze maatschappelijke behoefte was en daar een eigen antwoord op formuleren zag De Kadt als taak van de sociaal-democratie. In het eerste hoofdstuk ‘Ter Waarschuwing’ beschrijft De Kadt hoe de gevestigde orde echter reageert op zijn voorstellen. Het hoofdstuk is bijna 1-op-1 te kopieren naar vandaag de dag, waar opnieuw een beweging plotsklaps een grote groep mensen achter zich weet te scharen. “Men kan de miljoenen aanhangers van het fascisme als geesteszieken, als losgebroken wilde dieren, als gevaarlijke krankzinnigen beschouwen. Komt men op die manier verder? Als men de miljoenenaanhang van de socialistische ofliberale, conservatieve of religieuze partijen gaat beschouwen, komt men dan werkelijk tot de conclusie dat de massa die voor 1922 of 1930 altijd verstandig was, na 1920 of 1933 plotseling gek is geworden?”

Linkse verraders

Kon De Kadt dit zomaar opschrijven? Nee, hij wordt voor van alles en nog wat uitgemaakt. Over hen schrijft De Kadt: “Volgens deze lieden is er slechts één houding ten aanzien van het fascisme: men moet het als één, in alle opzichten negatief blok verwerpen. Wie dat weigert wordt van fascistische sympathieën beschuldigd, wordt beschouwd als een onbruikbare aarzelaar, onbetrouwbaar als bondgenoot in een strijd waarbij het om dood of leven gaat, of erger nog, als een verrader die achterdeurtjes opent voor de fascistissche vijand en die de goede anti-fascistische strijdgeest verzwakt.”
Aan de reacties op ‘het multiculturele drama’, gepubliceerd door PvdA’er Paul Scheffer, af te lezen, lijken De Kadt’s observaties ook heden ten dage nog gewoon te gelden; “Paul Scheffer is een ideoloog van het xenofobisch nationalisme”. “Die Scheffer houdt eigenlijk niet van buitenlanders”. “Scheffer wil dat de PvdA op de wilderstour gaat”.

Ellendige huichelaars

Ook heeft De Kadt het over het “lik-naar boven – trap-naar-onder” materialisme dat het tijdperk beheerste. Het gore materialisme van het graaien naar bezit en winst, dat van het tot iedere prijs carrière maken, van het kleine egoïsme. “En zij, die hun mond vol hadden van het streven naar hogere waarden, waren in 99 van de 100 gevallen ellendige huichelaars, meer niet.” De Kadt gaat ze allemaal langs. De kerken, de ridderlijke krijgsdiensten, de ethici en religieuzen, maar ook “de socialisten, die door middel van ‘de beweging’ wilden bereiken wat anderen door hun eigen ellebogen verkregen hadden: baantjes, eerbewijzen, een behaaglijk bestaan met zo weinig mogelijk inspanning”. Hedendaagse voorbeelden noemen lijkt mij overbodig.

Wat is het toch met dat socialisme? Dat keer op keer exact dezelfde fouten gemaakt worden? En wat moet dan wel het antwoord zijn op de ‘aanvechtbaarheden’ in onze wereld? Voer voor een mooie zomerstudie, waar De Kadt een prominente rol in gaat krijgen.