Johnny Cash (3): Ain’t no Grave

20-11-2010 12:00

Als producer Rick Rubin zijn label Def American omdoopt tot American Recordings, is een project met Johnny Cash zijn eerste onderneming onder de nieuwe naam. Met de Man in Black maakt hij een zesluik onder de noemer American Recordings. Deze zes albums brengen Cash onder de aandacht van een nieuwe generatie, met Nine Inch Nails-cover Hurt (op American Recordings IV) als meest opvallende interpretatie, die het tot instant evergreen schopt. Vooral op internet, nota bene, wat het bestaansrecht van een ‘ouderwetse’ artiest als Cash in het digitale tijdperk nog eens extra onderstreept.

In principe doet Rubin niet veel meer dan Cash in diens eigen huiskamer zetten met een gitaar en een bandrecorder, maar het resultaat van samenwerking wint in 1994 een Grammy – en Cash is helemaal terug in de spotlights. Het geheim voor het succes van American Recordings schuilt voornamelijk in het feit dat Cash geen uitgebreide instrumentale ondersteuning nodig heeft om tot zijn recht te komen: een gitaar en zijn diepe stem zijn ruim voldoende en dat is wat Rubin goed doorziet. Na de eerste American Recordings volgen nog drie albums: Unchained (1994), American III: Solitary Man (2000) en American IV: The Man Comes Around (2002). Op deze albums komt bij Cash vooral veel spijt, bezinning en boetedoening naar voren. American IV bestaat volledig uit covers, waaronder dat door Nine Inch Nails-voorman Trent Reznor geschreven Hurt, wat door velen gezien wordt als de zwanenzang van Cash.

Meer covers
De kracht van de American Recordings-serie (die tussen 1994 en 2010 enkel onderbroken wordt door Unearthed, een box die twee maanden na de dood van Cash verschijnt en vijf cd’s bevat die door Rick Rubin zijn samengesteld en bestaan uit alternatieve versies of outtakes van American Recording-nummers, aangevuld met gospelliederen die Cash van zijn moeder leerde als kind), zit hem in de covers. Cash nam oude, maar vooral ook recente nummers op die door anderen geschreven zijn. Mede daarom spreekt hij een nieuwe generatie aan, al begint de serie voorzichtig: de eerste, Grammy winnende plaat bevat nieuwe opnamen van liedjes van oude rotten als Kris Kristofferson (Why Me Lord), Nick Lowe (The Beast in Me) en Leonard Cohen (Bird on a Wire).

Op het tweede deel van de serie, dat in 1996 verschijnt, zetten Cash en Rubin meer gewaagde stappen. Zo staan er op het album nummers van populaire jaren ’90-bands als Beck (Rowboat) en Soundgarden (Rusty Cage), maar wordt er voor de opnamen ook samengewerkt met Tom Petty and the Heartbreakers, Lindsey Buckingham en Mick Fleetwood van Fleetwood Mac en met Flea, bassist van de Red Hot Chili Peppers. Ondanks die uiteenlopende invloeden, wint het album een Grammy in nota bene de categorie Beste Country-album.

Middelvinger
Ondanks een verslechterende gezondheid zet Cash de serie voort, met American III in 2000 als resultaat én als middelvinger naar zijn ziekte (diabetes). Hij heeft nog onbesproken zaken aan te snijden, al dan niet door anderen geschreven. Zo bevat dit album de zeer bekend geworden Cash-versie van Tom Petty’s I Won’t Back Down. Daarnaast ook wederom andere bijzondere covers: One van U2, bijvoorbeeld, en The Mercy Seat van Nick Cave. Daar tegenover staat dan weer een nummer als That Lucky Old Sun, origineel opgenomen door Frankie Laine in 1949, maar vooral veel vertolkt door R&B-zangers als Louis Armstrong. Ook opvallend is het luchtige, bijna lollig klinkende, maar onderhuids toch veelzeggende Country Trash van Cash zelf. Ook dit album wint een Grammy, voor Cash z’n uitvoering van Neil Diamond-nummer Solitary Man.

American IV: The Man Comes Around (2002) is het laatste album waarvan Cash de release nog heeft meegemaakt vóór zijn dood en bevat maar drie eigen nummers op een totaal van vijftien tracks. Hij krijgt ook weer volop hulp, onder andere van Don Henley (The Eagles), Nick Cave en John Frusciante (Red Hot Chili Peppers). De keuzes voor de covers zijn weer bijzonder te noemen, met als meest opvallende liedjes Paul Simon’s Bridge Over Troubled Water, Stings I Hung My Head, Depeche Mode-icoon Personal Jesus (!) en Vera Lynn-hit We’ll Meet Again als ontroerende afsluiter. Maar het meeste respect wint Cash met het eerder genoemde Hurt, wat de boeken in gaat als ware het Cash zijn eigen In Memoriam. De ultieme boetedoening, een laatste verzoek om vergiffenis en alles op zo’n kwetsbare en eerlijke manier ingezongen dat het waarschijnlijk de beste cover is die hij ooit heeft opgenomen.

Cash sterft op 12 september 2003, een paar maanden na zijn geliefde June Carter. Op de plank liggen nog enkele nummers, die Rubin in een dubbel slot als American Recordings uitbrengt. American V: A Hundred Highways verschijnt in 2006 en wordt wederom gekenmerkt door covers, waaronder Further Up on the Road van Bruce Springsteen en If You Could Read My Mind van Gordon Lightfoot. Het nummer dat het meest beklijft is echter één van de twee eigen Cashnummers, namelijk Like the 309, dat met een bepaalde angst wordt vertolkt.

Strijdbaar
De serie American Recordings wordt in 2010 voltooid met deel zes: Ain’t No Grave. Wederom een plaat vol covers, waarvan Redemption Day van Sheryl Crow niet alleen de meest opvallende, maar ook de beste is. Cash nam tijdens zijn leven meerdere platen op waarop hij bijbelteksten vertolkt. Op American VI staat er ook één, in gezongen vorm: I Corinthians 15:55. De zwaar gelovige zanger klinkt, op een enkel fris liedje na, voornamelijk vermoeid en oud maar wel strijdbaar, wat het album als geheel een sterk melancholisch doch volhardend karakter geeft – en waarmee het één van de beste delen uit de serie wordt. Cash is dood, maar Cash is niet vergeten.

En die ene beroemde foto waarop hij zijn middelvinger in een daad van eigenzinnigheid voor de lens van een fotocamera houdt? Rick Rubin zette die foto uit de jaren ’70 (genomen tijdens een optreden in de San Quentin-gevangenis in Californië) op een poster en zette er de volgende tekst onder: “American Recordings and Johnny Cash would like to acknowledge the Nashville music establishment and country radio for your support.” Met andere woorden: of het nou de jaren ’60 en ’70 zijn, of de jaren ’90 en ’00: Johnny Cash, the Man in Black, heeft altijd zijn eigen boontjes gedopt. En die reputatie heeft de countryzanger met de onmiskenbare stem niet in zijn graf meegenomen, maar overgedragen aan de annalen van de muziekgeschiedenis.

Slot van een drieluik over Johnny Cash. Deel 1 en 2 staan hier en hier.

Bart Nijman schrijft voor Muziek.nl