Joy Division (1): melodieën uit Manchester

27-11-2010 12:00

Van bands als The Strokes, Interpol, The Drums, White Lies en The Killers kun je zeggen dat ze één gemeenschappelijke voorvader hebben: Ian Curtis, de legendarische zanger van Joy Division. Zijn monotone stemgeluid, de melancholische teksten over angst, eenzaamheid, verval en woede, de herkenbare melodieuze baslijnen; het zijn allemaal kenmerken van de muziekstijl die door Joy Division in het leven zijn geroepen en te herkennen zijn in veel hedendaagse muziek. 

Grijs
Ian Curtis (1956-1980) groeide op in een grijze voorstad van Manchester. Al van jongs af aan was hij bezig met muziek en teksten, hoewel hij zelf nooit de moeite heeft genomen een instrument te leren spelen. Zijn grote muzikale voorbeelden waren David Bowie, Lou Reed en Iggy Pop. Zijn literaire voorbeelden waren Burroughs, Ballard en Kafka. Tegen zijn vrienden riep hij op jonge leeftijd al dat hij niet oud zou worden, net als zijn twee andere voorbeelden Jim Morrison en Janis Joplin.

Tony Nuttal was de jeugdvriend van Curtis. Op een dag introduceerde Nuttal zijn vriendin Deborah Woodruffe aan Curtis. Vanaf moment één was Curtis onder de indruk van haar. Voor Curtis was het duidelijk dat hij samen moest zijn met Deborah, ook al zou zijn vriendschap met Tony eronder lijden. In 1975 stapte hij, op 19-jarige leeftijd, met Deborah in het huwelijksbootje. Makkelijk was het niet voor de twee, aangezien ze beiden nog naar school gingen, maar het lag in Curtis’ karakter om de dingen meteen groots aan te pakken.

Sex Pistols
In 1976 traden de Sex Pistols op in Manchester. Curtis wilde er per se heen. Hij had gehoord van de wilde verhalen uit Londen, over hoe zanger Johnny Rotten lak had aan de gevestigde orde en dit liet blijken op het podium. In de zaal waren niet veel mensen aanwezig, maar onder het publiek zaten wel mensen als Mick Hucknall (Simply Red), Tony Wilson (de latere oprichter van Factory Records), Bernard Sumner en Peter Hook. Die laatste twee waren bezig een band aan het oprichten. Na het concert sprak Curtis ze aan en riep heel arrogant dat ze niet verder hoefden te zoeken naar een zanger/tekstschrijver. Na een aantal drummers te hebben uitgeprobeerd belandden ze uiteindelijk bij Stephen Morris, die het vierde lid van de band werd.

In eerste instantie noemden ze zichzelf Warsaw, maar dit leverde complicaties op met de Londense band Warsaw Pakt. Daarop besloot de band om zich te vernoemen naar de seksexploitatiegroepen die zich in de Tweede Wereldoorlog in Duitse concentratiekampen afspeelden, de zogenaamde Joy Divisions, hetgeen beschreven stond in het boek House of Dolls. Een zeer lugubere naam, die bij veel mensen weerstand opriep. Dat gegeven alleen al zorgde er voor dat Curtis bij voorbaat al het gevoel had dat zijn missie om naam te maken geslaagd was.

Levi Boitelle is een zeer groot Joy Division-adept en heeft zich zelfs laten brandmerken met een Joy Division gerelateerde tatoeage. Dit is deel één van een drieluik over deze band en het leven van Ian Curtis.