ThePostOnline

De eeuwige valkuil van de elite

07-07-2011 09:00

Vroeger, in de jaren ’90, toen populisme in Nederland nog moest worden uitgevonden, vergeleek Frits Bolkestein, destijds leider van de VVD en de politieke suikeroom van Geert Wilders, zijn liberale collega-partijleider Hans van Mierlo met een Caudillo. De Caudillo is de Latijns-Amerikaanse variant van de sterke leider die het beste gedijt in subtropische klimaatzones met een traditioneel sterke persoonscultus, en in feite maakte Bolkstein een soort salonfähige Hitler-vergelijking bedoeld voor mensen met enige kennis van internationale politiek. Van Mierlo had namelijk durven beweren dat in de politiek de persoon steeds meer centraal zou komen te staan, en niet het programma.

Amper twee decennia later is de Nederlandse Caudillo, zoals Bolkestein hem vreesde, talrijker dan ooit, en in vrijwel alle partijen vertegenwoordigd. Het aangezicht van de moderne politiek is ondenkbaar zonder smaakmakende politieke persoonlijkheden. Daadkrachtige leiders lijken onlosmakelijk verbonden met het lot van de politieke partij, precies zoals Van Mierlo had voorspeld. Mark Rutte stond als Lazarus op nadat Rita Verdonk de VVD liet schudden op zijn grondvesten, en D66 was misschien niet geweest waar ze nu is zonder Alexander Pechtold. Wat het ontbreken van een sterke leider kan doen met je partij laat Job Cohen zien, en het is een teken aan de wand dat anonieme abonnees van de sociaaldemocratie begin juni in HP/DeTijd hun beklag deden over de voormalig burgemeester van Amsterdam.

Betoverend
Toch zal niemand zich erop laten voorstaan dat hij een loepzuivere populist is. Zoiets is namelijk geen reclame in Nederland. Geoefende populisten worden daarnaast boos als je ze populist noemt, al is dat vooral onderdeel van de beproefde en uitgekiende populistische strategie die de vertolker van de stem des volks per definitie buiten de gevestigde orde plaatst, ook als die stem al rondloopt op het Binnenhof sinds de tijd dat Bolkestein en Van Mierlo elkaar nog voor Caudillo uitmaakten. Door een ander populist genoemd worden is in zo’n geval een geschenk uit de hemel, omdat het de ontvanger van het verwijt in staat stelt om voor de zoveelste keer zijn stem te lenen aan het volk dat hij vanzelfsprekend in zijn geheel en ongedeeld vertegenwoordigt, als de schuimkop op de golf die het Haagse bastion waarachter de losgezongen elite zich verschanst tracht te breken.

Om het populisme hangt iets betoverends. De mystiek van de charismatische mediafiguur die op alle registers de juiste toon weet te vinden laat politieke analisten niet los. Ook Dick Pels niet, die zich in zijn laatste boek Het Volk Bestaat Niet, over leiderschap en populisme in de mediademocratie, buigt over het grote populistische vraagstuk. Pels was jarenlang onafhankelijk publicist, essayist en voorzitter van de progressieve denktank Waterland, maar heeft zich niet lang geleden gebonden aan zijn liefde GroenLinks als directeur van het wetenschappelijk bureau. In zijn eerste boek sinds het verschijnen van Opium voor het Volk (2008) probeert Pels opnieuw de Nederlandse samenleving te doorgronden.

Zelfkant
Het Volk Bestaat Niet is geen eenvoudig boek, al heeft dat met taalgebruik niets te maken. Hoewel Pels zich te vaak bedient van onnodige etiketten – van neoliberaal tot neolibertair en alle subtiele smaakverschillen die daar tussen zitten – is zijn boek erg leesbaar en bovendien ook erg begrijpelijk. Pels beschikt over rake inzichten, een indrukwekkend arsenaal aan kennis over filosofie, politiek en sociologie, en daagt bovendien uit tot nadenken – iets wat altijd een verdienste voor de schrijver is. Iedereen die worstelt met het populisme zal bovendien iets van zichzelf in het boek van Pels kunnen herkennen. Wat Pels’ boek ingewikkeld maakt, komt door de zekere ambiguïteit die hij zelf niet van zich weet af te schudden. Dat komt deels omdat hij het zelf ook niet zo goed lijkt te weten. Pels verpakt zijn boodschap charmant in de constatering dat in een democratie de krachten van het populisme als vertegenwoordiger van het volk enerzijds en de krachten van de ‘elite’ anderzijds elkaar in balans houden. Hij slaagt er te weinig in de volkse helft van die balans voldoende te waarderen, hoewel Pels hardop vloekt in zijn eigen kerk door de rol die populisten spelen hier en daar te verdedigen en het zo nu en dan zelfs op te nemen voor ‘de stem van het volk’. Toch blijft hij de wetenschapper die gefascineerd maar tegelijkertijd volslagen stupéfait kijkt naar het schouwspel dat zich voor hem ontvouwt.

Het populisme, schrijft Pels terecht, is de zelfkant van de democratie. Hiermee doelt hij op de ene van twee dominante opvattingen die over democratie bestaan, en die onder andere zijn terug te voeren op de debatten die de federalisten en de anti-federalisten al tijdens het ontstaan van de Verenigde Staten aan het einde van de 18e eeuw met elkaar voerden. In de Madisoniaanse opvatting van democratie, die van de federalisten, draait democratie niet zozeer om de macht van de meerderheid, maar om de rechten van de minderheid. De anti-federalisten daarentegen zagen deze rechten als bedreiging van de volkssoevereiniteit. Pels analyseert terecht dat het probleem van die redenering is dat het ten onrechte is gebaseerd op de gedachte dat ‘het volk’ een ondeelbaar en alomvattend geheel is, dat bovendien volstrekt gelijke behoeften, wensen en opvattingen heeft. Een echt eenduidige volkssoevereiniteit is moeilijk denkbaar, en de titel van Pels boek is dan ook goed gekozen.

Toch kan een democratie niet functioneren zonder in ieder geval de illusie in stand te houden dat het bestuur ten minste kan rekenen op de steun van een meerderheid van de bevolking. Het populisme is in die zin slechts het onbescheiden broertje van die realiteit, die de meerderheid verabsoluteert. Precies dat is de zelfkant waarover Pels schrijft. Toch zijn populisten ook nodig om het krachtenveld waaruit de democratie bestaat in evenwicht te houden. De elite die in de beleving namelijk te weinig naar ‘het volk’ luistert brengt de legitimiteit van de democratie zelf in gevaar.

Kritisch geweten
Misschien meer nog dan de zelfkant van de democratie is het populisme ook het kritisch geweten van de hardlopende voorhoede, dat in het laatste decennium steeds meer afrekent met het progressieve gedachtegoed dat Nederland regeerde vanaf de jaren ’60. Aan dit laatste punt gaat Pels echter te snel voorbij. Hij doorgrondt wel de dynamiek van het populisme, maar te weinig de bron. Dat maakt hem tegelijkertijd apologeet én aanklager van het volk. Hij toont begrip voor de schreeuwende man, maar is tegelijkertijd als de dood voor de inhoud van zijn onderbuik.

Omdat de zoektocht naar de bron van het populisme teveel ontbreekt laat Pels het zijn lezer vooral laat doen met de opvatting dat het volk te weinig invloed zou hebben. Daarom zoekt Pels naar ontspanning in de ingewikkelde relatie tussen volk en elite met een hernieuwing van het radicale democratische gedachtegoed. Door middel van gekozen burgemeesters, referenda en meer directe inspraak in politieke aangelegenheden moet de vox populi in goede banen geleid worden en het conflict tussen ‘het volk’ en ‘de elite’ worden verzacht. Pels noemt dit de wisselwerkingsdemocratie, waarbij er in plaats van de zuilen van weleer opnieuw gezocht wordt naar een manier om niet alleen horizontaal, maar ook verticaal te communiceren.

Valkuilen
Ondanks deze goedbedoelde poging trapt Pels echter te vaak in de klassieke valkuilen van elitair en hoogopgeleid Nederland, bijvoorbeeld door de grote meerderheid van de Nederlandse samenleving op zijn best af te schilderen als in intellectueel opzicht hulpbehoevend, en op zijn slechtst als een kind dat de sturende hand van zijn ouders te lang heeft gemist. Pels wijdt een niet onaanzienlijk deel van zijn analyse aan wat inmiddels zijn stokpaardje genoemd mag worden, het verlicht paternalisme. Dat geeft zijn voorstellen voor een directere democratie onbedoeld de weeïge bijsmaak van een haastig tevoorschijn getoverd zoethoudertje. Het blijft voor sommige leden van de verheven voorhoede niet eenvoudig te accepteren dat afstraffingen in Europese referenda niet komen omdat de meerderheid van de kiezers laag opgeleid zou zijn, of Europa eenvoudigweg ‘niet begrijpt’, maar omdat veel kiezers oprechte en diep beleefde andere opvattingen hebben over wat goed en geëigend beleid is. Wie bang is zijn baan te verliezen aan goedkope Oost-Europese werknemers geeft geen blijk van onverlichte platheid, maar van oprechte zorgen die bovendien niet geheel onterecht zijn. Wie deze signalen niet serieus neemt moet niet raar opkijken als kiezers zich vervreemden van hun vertegenwoordigers en hun heil zoeken buiten de traditionele partijen.

Het volk bestaat niet: Leiderschap en Populisme in de Mediademocratie door Dick Pels verscheen in 2011 bij De Bezige Bij. Het kost €18,50.