ThePostOnline

De draad en de vliegende naald – Gerdien Verschoor

04-09-2011 22:20

Het mag dan een vooroordeel zijn, maar het aanprijzen van een boek met de kreet ‘Bestseller’ als kwaliteitsnorm wantrouw ik als de pest. Zo’n product zal ik in eerste instantie niet kopen, tot ik van onafhankelijke vrienden hoor dat het werkelijk de moeite waard is. Eenzelfde tegenzin roept de aanprijzing op van de uitgever, die op de achterflap laat zetten dat het om ‘een magistraal debuut’ gaat. Zoals bijDe draad en de vliegende naald van Gerdien Verschoor. Magistraal? Dat maak ik verdorie zelf wel uit. Je begint met lange tanden te lezen, en – er valt niet onderuit te komen – uitgeverij Contact krijgt meer en meer gelijk met wat je aanzag voor ronkende p.r.-prietpraat. Als het boek uit is (jammer!) geef je Contact volmondig gelijk:De draad en de vliegende naald ìs een magistraal debuut.

Hoofdpersoon is Julia, die op een nacht opschrikt van glasgerinkel en een dreun waar de vloer van trilt. Ze rent haar bed uit, naar de kamer van haar zoon en vindt hem op de vloer. Dood.

Hier begint het boek.

De hele nacht waakt Julia bij het lichaam van haar zoon Roman. De hele nacht is gevuld met herinneringen. Postuum schenkt ze hem haar hele verleden, inclusief wie en wat zijn vader was. Antwoorden op zijn vragen die ze nooit eerder heeft willen beantwoorden.

De roman is geen doorlopend verhaal, maar een collage van heden en verleden die als puzzelstukjes worden aangereikt. Of als onderdelen van een meubelstuk dat zelf in elkaar gezet moet worden. Als lezer bouw je er een geheel van hoe Julia Nowak als kind met haar ouders en haar zusje Polen ontvluchtte voor het nazigeweld. Hoe ze na een lange, moeizame tocht, waarin ze onderweg haar zusje kwijtraakte, met haar ouders in Siberië terechtkwam. Dat ook de vader de ontberingen niet overleefde, zodat Julia en haar moeder na de oorlog samen terugkeerden naar Polen. Ook in Nederland zijn de verhalen vaak verteld van Joden die terug kwamen uit de kampen en dachten de draad weer op te kunnen pakken in hun huizen en met hun spullen. Maar huizen en spullen waren ingepikt en ze moesten met niks opnieuw beginnen. Zo ook de moeder en het kind Julia in Warschau. Dankzij Siberië beheerste Julia, behalve Pools, ook Russisch, waardoor ze later tolk zou worden.

‘Als tolk was ik alleen maar een taalmachine, een dood ding dat niets hoefde te voelen en zelf niet hoefde na te denken. Er was niemand die aandacht van me wilde, getroost moest worden, niemand bij wie ik het bloed van de lippen moest vegen. Ze hoefden me zelfs geen hand te geven. Mijn cliënten, ze stopten Poolse woorden in mijn oren en er kwamen Russische woorden uit mijn mond, of andersom.’

Julia krijgt een zoon, ontstaan tijdens een one night stand en ze noemt hem Roman. Deze Roman ontwikkelt een hang naar verzamelen. Stenen, heel veel stenen, maar vooral ook feiten uit het verleden van zijn moeder. Die is zo terughoudend dat hij zelf op zoek gaat en elk dingetje, elke snipper papier, elk krantenbericht bewaart en nauwkeurig rubriceert.

Roman Nowak groeit op en wordt journalist en docent cultuurgeschiedenis aan de universiteit van Warschau. Hij woont, ook al is hij de vijftig gepasseerd, nog met zijn moeder in een Warschau’s appartement.

Prachtig is de beschrijving van Verschoor over ‘de man die ik (Julia) al meer dan vijftig jaar wil vergeten’. Ze was toen, meer dan vijftig jaar geleden, zijn tolk en

‘ondertussen had ik alle tijd om naar hem te kijken, al die jaren lang. Ik las hem en herschiep hem in mijn eigen taal. Ik keek naar zijn voeten en zijn schoenen (…) vooroorlogse, Europese schoenen die niets te maken hadden met de werkelijkheid waarin we toen leefden, ze waren zelfverzekerd en feestelijk, met twee dezelfde veters (…) En die twee vooroorlogse, perfecte schoenen omsloten zijn voeten, twee volmaakt gelijke voeten, gestoken in twee sokken, grijs, of donkerblauw, of zwart (…) en de dagen waarop hij grijze sokken droeg waren zijn beste dagen, dan kon hij zijn plannen met humor verdedigen en toch gedistingeerd blijven.’

Vervolgens kruipen Julia’s ogen langs zijn hele lichaam omhoog. Van het zachte stukje huid, vlak boven de enkel via zijn been naar zijn knieholte. Zijn bovenbenen, de gesp van zijn riem (het kruis wordt decent overgeslagen), zijn buik.

‘Zijn buik, daar kon ik niet over nadenken als ik daar zat, met hem in die ene fauteuil en de Russen tegenover hem. Zijn buik, die bewaarde ik tot de kleine glaasjes op tafel kwamen en de wodkafles en ik van mijn verdere verplichtingen voor die dag werd ontslagen. Zijn buik nam ik mee als ik de bijeenkomsten verliet, met zijn buik in mijn hoofd liep ik over straat en zat ik in de tram, ik legde zijn buik naast me in bed om er urenlang naar te kunnen kijken (…) En op die ene ochtend dat ik hem zijn buik weer teruggaf waren zijn sokken rood, alsof hij me daarmee iets wilde vertellen. (…) En ik stopte zijn buik terug achter zijn overhemd.’

Waarop het externe onderzoek verder gaat. En ze op een dag die zes cijfers ziet in het zachte vlees van zijn linkerarm. Een inspectietocht van meerdere pagina’s, een zinnelijke ode op de man die je niet gauw vergeet:

Het komt er van. Eén nacht maar. Hij nodigt haar uit te praten. Over Siberië, het verliezen van haar zusje. Hij reageert kil, verbant haar uit zijn bed, zijn belangstelling is op, – of hij is domweg doodsbang geworden, hij heeft immers ook het nodige achter zich, waarvan we niet meer te weten krijgen dan dat nummer op zijn arm. Haar illusies vallen aan scherven.

vliegende-naald‘Ik ben geboren met gif aan mijn handen. Alles wat ik aanraak gaat dood, of verdwijnt uit mijn leven. Nina (het zusje). Mijn vader. De man die ik al meer dan vijftig jaar wil vergeten. Jij (Roman). De enige persoon die ik kan aanraken, dat ben ik zelf. Ik ben immuun voor mijn eigen gif.’

Het meubelstuk laat zich zonder moeite in elkaar zetten, op drie stukjes na. Dat zijn de stukjes waarin opeens van standpunt wordt gewisseld. Van Julia, de vertelster (in 1e en 3epersoon), naar Roman, maar dat wordt vergoelijkt als Julia weer stem krijgt met de opmerking: ‘zo moest het gegaan zijn, zo en niet anders.’ We kunnen het plaatsen. Het tweede stukje is de zwerfhond op de binnenplaats die opeens het woord krijgt. Wat moeten we met dat onderdeel? En het derde vraagteken ontstaat als het zusje plotseling opduikt. Ze is te jong, dus ze kan het niet zijn, maar Julia rent haar achterna en

‘pakte de hand van haar zusje. “Nina, kom. Ga mee. Het is genoeg geweest. We gaan naar huis.”’

Nou ja, bij zo’n bouwpakket houd je altijd wel een schroefje over dat je nergens kwijt kunt. Twee, in dit geval. Is dat erg als de rest stevig in elkaar zit? Je probeert wat, maar vindt geen bestemming. Nou, dan maar niet, ze zijn mooi van zichzelf, je kunt ze bewaren.

Intussen hebben we het wèl over een schitterend debuut. Poëtisch van taal. Met kleurrijke beelden die je altijd bij zullen blijven. Met bijfiguren (een buurvrouw, een overbuurman) die je zo voor je ziet met hun tragiek. Met heldere beeldspraak. Met humor.

Het zou mij niet verbazen als we Gerdien Verschoor metDe draad en de vliegende naald nog eens tegenkomen op de een of andere shortlist voor de een of andere literaire prijs.

Uitgever: Contact
Pagina’s: 271
Prijs: 24.95
ISBN: 978 90 254 36667
Jaar: 2011
Website auteur: http://www.gerdienverschoor.nl/