Arthur van Amerongen: met Tuur terug naar de natuur

23-01-2012 09:00

Nee, ik ben niet volslagen mataglap geworden! Ik mocht de afgelopen dagen diverse brieven van verontruste lezers ontvangen die meenden dat ik op het einde der tijden aan het wachten was in een soort Jonestown in Portugal. Overigens lopen er in de Algarve genoeg mensen rond die wat mij betreft stante pede zelfmoord mogen plegen.

Het betreft in staat van ontbinding verkerende Nederlandse holenmensen die kettingrokend en rochelend spotgoedkope wijn zit te slobberen op terrassen in boerendorpjes: snowbirds die met behoud van uitkering en met toestemming van de Mesdagkliniek welverdiend overwinteren. Maar daarover een andere keer meer, anders word ik depressief terwijl ik juist weer zo vrolijk was en al een week niet aan mohammedanen had gedacht.

Absteiger
Pero bueno, alles behalve mataglap dus. Ik woon met mijn verloofde Paulita op een organische farm waar we leren boeren. Ik heb mijn hele leven tussen de cracknegers, heroïnehoeren, rovende schandknapen en provocerende mohammedanen gewoond en het werd tijd om me eens in de echte natuur te verdiepen. Man man, er is altijd wel iets loos op de boerderij. Varkens, kippen en geiten slachten, geitenkoppen met een bijl vermorzelen voor de soep, wortels, meirapen, pompoen en aardappels plukken, dan weer naar de kippen rennen voor de eieren en een vluggertje, hout kappen voor de potkachel, de drie ezels uit de stallen halen, de geiten melken, kaas maken, het is een gebed zonder end. Maar er wordt gelukkig ook veel gedronken hoor, wijn bij de warme lunch en bij het avondeten, afgeblust met aguardiente. Met de kippen op stok, een half uur lezen onder klamme lappen, nog even warm neuken met moeders de vrouw en dan de volgende dag wakker worden van het gekukel der hanen. Tegen een uur of acht sta ik dan weer met een kettingzaag te zwaaien tussen de dennen en voel ik mij een echte vent en allesbehalve een metroman (kuch) zoals Bas Heijne of Gordon. Op vrijdagavond gaan we het dorp in voor Wein Weib und Gesang en dan komen we de eerder genoemde zombies tegen. Onze boerin Frau Erika noemt ze Absteiger en dat vind ik een mooie omschrijving voor deze onrendabelen.

Frau Erika komt overigens uit Berlijn, is net zo oud als ik en ik verbaas me er altijd weer over wat Duitsers toch voor nette, hartelijke, eerlijke en erudiete mensen zijn, zeg maar het tegenovergestelde van Vlamingen. Ik leer het boeren van Frau Erika die geheel “self sufficient” is, in tegenstelling tot de lethargische Portugezen die zich het schompes klagen over de crisis (het zijn toch een soort Grieken qua werklust en initiatief en dan druk ik mij nog heel netjes uit). Ik weet dankzij de lieve en stoere Berlijnse boerin wat permacultuur is, niet te verwarren met spermacultuur en het is mooi dat mijn drollen gebruikt worden om de planten te bemesten, ze mogen mij als ik dood ben gewoon door het varkensvoer malen.

Leugenaar
Natuurlijk is het niet alles goud wat er blinkt, want gisteren hadden we toch een heuse rel met de wijnboer Jose Julio. Die nam ons mee naar zijn kelder en we proefden ons stomdronken. Hij had ons van te voren gewaarschuwd dat er vrouw zou komen maar dat dat niet zijn echtegenote was. Een zogeheten neukertje dus en of wij tegen die buitenvrouw niet wilden zeggen dat JJ getrouwd was. Enfin, het was ons chorizo en wie waren wij om te klagen, met al dat gratis gezuip. De minnares, die haar tienjarige dochter had meegenomen, was een vlotte Engelse van fourty something die ook wel van een neutje hield. Enfin, JJ wilde ons naar het dorp terugrijden en begon toen een larmoyant verhaal over zijn lichaam dat van hem was, dat hij in seksuele vrijheid geloofde en dat hij die buitenvrouw al twee jaar drie keer per week in zijn wijnkelder neukte op een paardedeken. “Dat is allemaal best en wel, JJ, maar heb je dat ook tegen je echtgenote vertelde? Al dat gehouwehoer over vrije seks enzo, ik vind het best hoor, maar je liegt en belazert de kluit”.

Nou, toen waren de rapen gaar en werden we van het landgoed geschopt. Letterlijk. Ik heb nog nooit iemand zo kwaad zien worden, of het moet die ene keer geweest dat Anil Ramdas voor de Gall & Gall stond te schreeuwen, vijf minuten na sluitingstijd. Ik hoor hem nog krijsen: “Kawla mocho, ik ga mijn tollie in je moeders pangpang zetten hoor, doe nu de winkel open, ik wil een vat whisky, weten jullie wel wie ik ben!”
Enfin, zo zijn die “rassenonlusten” in Engeland vorig jaar ook begonnen. ‘s Lands wijs, ‘s lands eer, zei mijn moeder zaliger altoos, en ze had gelijk. Ik noemde JJ een leugenaar, wat hij strict genomen natuurlijk is, en dat moet je dus niet doen in landen waar ze makkelijker liegen dan een varken slachten.

Daarover volgende week meer, met het laatste nieuws over de Portugal Post en er zal opnieuw een tipje van de sluier worden opgelicht over mijn Geheime Project waarbij mijnheer Gerrit Komrij, Bert Brussen en Gabriel Kousbroek betrokken zijn. Ciao ciao!