ThePostOnline

Anti-Europese sentimenten getuigen van politieke lafheid

03-04-2012 15:00

Het woord ‘fatsoen’ is, als noemer waaronder sommigen vrijheid van meningsuiting aan banden proberen te leggen, zo besmet, dat het lijkt alsof inhoudelijke onderbouwing niet meer nodig is als je iemand er maar van kan beschuldigen ‘fatsoenlijk’ te willen zijn. In de Volkskrant van maandag leek Rene Cuperus het gelijk van die bewering aan te tonen, door te spreken over een “Europese fatsoenskloof” en D66 weg te zetten als moderne landverraders die Nederland graag overleveren aan een Europese dictatuur. Cuperus sloeg de plank echter volledig mis met zijn simplificatie van de werkelijkheid.

Bron van het kwaad
Cuperus zet het pro-Europese ideaal van D66 weg als “een kwestie van goede smaak, opleiding en klasse. Het is een lifestyle-dingetje”, vooral om te “laten zien dat je niet anti-Europa bent, maar internationaal georiënteerd”. De slogan “Europa? Ja! D66” liet inderdaad zien dat D66 niet anti-Europa is, en was een reactie op simplistische uitspraken van veel Nederlandse politici die eigen falen willen verbloemen door Europa als de bron van al het kwaad weg te zetten.

Het anti-Europese sentiment dat zich de laatste tien jaar meester heeft gemaakt van het Nederlandse maatschappelijk discours, is het politieke equivalent van “ja maar…. Hij begon!” Voor wie niet in de spiegel wil kijken en de oorzaak voor politieke en maatschappelijke problemen niet bij zichzelf wil leggen, geeft het een heel veilig gevoel om naar anderen te kunnen wijzen. ‘Ik kan er niets aan doen, het is allemaal de schuld van Europa’.

Democratie
Het wijzen naar Brussel als de plek waar Nederlandse problemen vandaan komen, is een teken van de lafheid van politici, die uit electoraal oogpunt geen verantwoordelijkheid willen nemen voor Nederlandse problemen. D66 verzet zich daar tegen en weigert zich mee te laten sleuren in die anti-Europese sentimenten. Dat maakt de partij in een simpele politieke dichotomie pro-Europees. Dat heeft echter niets met fatsoen te maken, laat staan met het insnoeren van “zelfbeschikking en nationale democratie van een land als Nederland op een ongehoorde manier”. Cuperus gaat zelfs zo ver om een vergelijking te trekken met “Filips II, hertog Alva en Seyss-Inquart”.

Zelfbeschikking en democratie, verbazend dat dit uitgelegd moet worden, zijn kernpunten van D(emocraten)66. Niet voor niets luidde één van de vier speerpunten uit het laatste Europese verkiezingsprogramma, dat de “Europese Unie daadkrachtiger, democratischer en sociaal-liberaler” moet worden. Het is goed zoeken naar een D66er die blind is voor het democratisch tekort van Europa. Punt één van dat verkiezingsprogramma luidde zelfs: “De democratische controle op het Europees bestuur moet dringend worden versterkt”. Dat klinkt niet echt als een partij die Europa gebruikt om het democratisch proces uit te hollen.

Hoop opgeven
Het verschil tussen het pro-Europese sentiment van D66 en het anti-Europese geluid van partijen als de PVV en de SP, en blijkbaar dus van Cuperus, heeft dan ook niets met waardering van democratie te maken of met de onderkenning van het democratisch tekort in Europa. De vraag is echter of je moet zeggen dat, omdat er een democratisch tekort is, alles aan Europa slecht is en we het instituut daarom beter kunnen opdoeken, of dat Europa nog altijd de beste mogelijkheden biedt om grensoverschrijdende problemen aan te pakken, economische ontwikkeling te garanderen en politieke relevantie voor een klein land mogelijk te maken, maar waarbij ingrijpende hervormingen ondertussen nodig zijn. De vraag is of je, als het niet perfect is, de hoop moet opgeven of moet zoeken naar verbetering.

D66 kiest als progressieve partij voor dat laatste. Niet omdat de partij blind is voor problemen of lak heeft aan democratie, maar omdat veel problemen effectiever en efficiënter opgelost kunnen worden als wederzijds afhankelijke economieën en landen die met dezelfde problemen kampen, bereid zijn samen te werken, ook al is hervorming nodig. Iedereen heeft het recht om het daarmee oneens te zijn of zelfs om voor isolationisme en protectionisme te pleiten. Dat zal door weinig democraten als onfatsoenlijk worden bestempeld omdat alle meningen welkom zijn in een democratie. De weigering van D66 om met heersende anti-Europese sentimenten mee te gaan heeft dan ook niets met fatsoen te maken, maar alles met de afkeer van de politieke lafheid van ‘al het slechte komt uit Brussel’. Hoewel hervorming van de EU hard nodig is, is het nog steeds de beste plek om problemen collectief aan te pakken en vooruitgang te boeken.

Adriaan Andringa is behalve redacteur van DeJaap en hoofdredacteur van de WarRoom ook lid van D66.