De schrijvende marketeer als aangeschoten achteroom

29-04-2012 14:00

Er zijn een hele hoop marketeers die een aardig eindje kunnen meereutelen met de geektalk op internet, maar er zijn er bijna nog meer die eerder klinken als die aangeschoten achteroom op een familiefeestje. Het is zo iemand die je dan net hebt geleerd dat hij niet over de mogelijkheden van de “digitale snelweg” moet beginnen omdat je tenen daar telkens zo krom van trekken. In plaats daarvan heeft hij het nu over hippe zaken als Pinterest, door hem steevast aangeduid als Pintrest, omdat hij bij de laatste social media training op het werk heeft gehoord dat dat wel heel nieuw is. Halverwege valt zijn verhaal valt hij dan vervolgens door de mand door een opmerking over het feit dat hij nog steeds geen ‘invite’ heeft voor Pinterest, maar “het gaat wel echt heel groot worden”. Een beetje plaatsvervangende schaamte krijg je er van, zeker in het geval je de man een beetje kent en weet dat hij de beste bedoelingen heeft.

Meedoen
Het is uiteindelijk de makke van veel social media trainingen: de implicatie dat iedereen mee moet doen, iedereen lekker aan het delen moet slaan. Want delen, dat is de Society 3.0, weet je wel. Of beter gezegd: dat mensen zich verplicht voelen het op een bepaalde manier mee te doen. Wijzen op het nut van social media is eigenlijk nog niet eens zo’n gek idee, en af en toe wat mensen over de streep trekken door ze er gewoon mee te laten beginnen klinkt ook nog als een nobel plan. Het gaat pas verkeerd wanneer die mensen denken dat ook in dezelfde hippe bewoordingen te moeten doen. Laten we afspreken dat u de mensen alleen vertelt dat ze niet meer elke reactie hoeven af te sluiten met hun naam, en dat nog wat meer van dat soort omgangsvormen wat verduidelijkt. Het daadwerkelijke taalgebruik, dat komt dan wel, of niet. Wat hebben we aan een fantastische expert in theezeefjes verkopen die niet uit zijn verhaal komt omdat hij zich verplicht voelt ook in termen van ‘crowdsourcing‘ en ‘het nieuwe werken’ te spreken?

Discrepantie
Sommige artikelen zijn nog erger dan de gebruikelijke paarsebroekentalk, omdat de ongemakkelijkheid waarmee de schrijver met zijn eigen taalgebruik omgaat van het scherm spat. En dat moeten we niet willen, met zijn allen. Deels ligt de oorzaak in een natuurlijke discrepantie tussen nieuwe ontwikkelingen en de adoptie daarvan door het bedrijfsleven, want we hoeven onszelf niet voor de gek te houden: grote organisaties vertegenwoordigen toch gewoon de ‘mainstream’. Dan zie je soms mensen worstelen met het uitdragen van wat ze nu eigenlijk echt vinden en de manier waarop ze denken dat te moeten vertellen. Of erger nog: met de PR adviseur die heeft bedacht dat artikelen op een bepaalde manier geschreven móeten worden. “Laat ik dan maar iets over dat plaatjesding schrijven”, denkt de inmiddels ongetwijfeld erg ongelukkige marketeer dan. Door deze ontwikkeling wordt ook nog eens het tonen én gebruik van de eigen expertise beteugeld, dus netto schieten we er sowieso al helemaal weinig tot niets mee op.

Er is een dunne scheidslijn tussen hen die iets proberen te verduidelijken en hen die vol bravoure roepen “zo gaat dat nu eenmaal op het internets” en ondertussen hopen dat ze niet weer zo’n vervelend weerwoord krijgen. Het is natuurlijk lastig te erkennen dat eer je sommige dingen in je hele organisatie een beetje hebt doorgevoerd het ondertussen al een beetje een ‘trucje’ is geworden, maar we zouden er misschien wel heel veel meer opschieten als we dat wel eens gewoon zouden mogen toegeven. Niks mis mee.

CC-Foto: ‘miss karen