Redenen om nooit naar Indonesië te gaan (deel 13)

29-04-2012 13:00

De man naast je in de bus is van middelbare leeftijd. Hij heeft een net snorretje en lacht vriendelijk. Uit zijn telefoon komt een zijig Indonesisch liedje. Het klinkt als een kruising tussen een Ierse smartlap en The Final Countdown in de Casio-verjaardagen-en-partijen-versie. Inclusief de keyboard gitaarsolo. Hij zit vrolijk mee te zingen. De rest van de bus vindt dit blijkbaar normaal, want hij krijgt geen scheve ogen. Twee liedjes verder haat je de man. Zijn temerige zang maakt lezen onmogelijk.

Het is een beetje als de metro nemen in de Bijlmer, maar dan is deze medereiziger geen residu van Caribische eilandcultuur, maar een gewone man van  middelbare leeftijd op weg naar zijn huis of familie. De bus gaat van Makassar naar Ratepao, een bergstadje op Sulawesi. De bus heet Bingtang Prima en is meer dan prima. De stoel kan vrijwel horizontaal en een westerling kan er languit in slapen. Alles is goed aan de reis die toch een uur of negen in beslag neemt, behalve de muziekaspiraties van de man naast je.

Een berg kleurige mie-bakjes
Het restaurant waar geluncht wordt hangt lichtelijk over de rand van een ravijn. Het uitzicht is mooi. In het ravijn ligt een immense berg lege mie-bakjes als een vrolijke hoop kleurigheid te midden van de uniform groene natuur. Naast het zo’n beetje overal waar mogelijk is dumpen van troep, hebben Indonesische aannemers een zichtbare voorkeur voor het gebruik van golfplaat. Niet alleen voor de daken, maar ook voor de muren. En dan niet de golfplaat die van kunststof gemaakt is, maar de slecht gegalvaniseerde variant, die na een half jaar roestbruin is geworden door de, jawel, roest. Het land wordt er niet fraaier op.

Makassar is wat formaat betreft de vijfde stad van Indonesië. Er wonen zo’n dertig westerlingen, die er een gezellig clubje op nahouden. Een clubje dat vooral zuipt in café-restaurant Kios Semarang, dat een schitterend uitzicht heeft op de zee. Het is jammer dat het ’s avonds altijd donker is. Ruud is een Hollander die voor Mars werkt en lokale cacaoboertjes leert hoe ze meer opbrengst kunnen krijgen van hun land. Als ze zijn manier hanteren kunnen ze vaak tot wel vier keer zo veel verdienen. Misschien is het wat overdreven, want Ruud is zichtbaar aangeschoten. Maar ook enthousiast. Hij woont nu sinds een jaar weer in Makassar en het gaat zichtbaar goed met de stad. Hij had zich een paar jaar geleden, toen hij de stad verliet, nooit kunnen voorstellen dat Makassar nu een tolweg zou hebben en tevens de grootste mall van Zuidoost Azië.

Succesvolle Chinezen en Vagina Street
Negentig procent van de bevolking is Moslim. Vijf procent is Chinees en dat is het gedeelte dat vrijwel de gehele economische groei mogelijk maakt. Verder zijn er nog twee procent christenen en twee procent hindoes. Net als overal wordt er met scheve ogen naar de welvaart van de Chinezen gekeken.

Er is in Makassar weinig te doen voor een toerist. Er zijn een paar grote winkelcentra, waar je onder andere naar de film kunt, westers eten kunt eten en veel te dure koffie kunt drinken bij de Starbucks. Je kunt er uiteraard zo lang wandelen als je wilt: het is een grote stad. Maar je zult weinig interessants tegenkomen. Er is een straat met hoeren en karaokebars die door de locals Vagina Street wordt genoemd. Voor als je van ‘zingen’ houdt zullen we maar zeggen. Eigenlijk is het enige echt interessante Fort Rotterdam. Dat is een oud Nederlands fort, dat we er ooit hebben neergezet op de ruines van een fort van de lokale machthebbers en het wordt zowaar onderhouden. Het ligt er bij als een verlaten kazerne in een plaatsje als Kampen. Op de daken van de gebouwen liggen zelfs dakpannen in plaats van het eeuwige golfplaat.

Fotograaf Maarten Brante trekt met enige tegenzin door Indonesië en doet daarvan verslag op DeJaap. Meer beeld op zijn website: maartenbrante.com