(Vallende) Sterren in De Tour

24-06-2012 15:00

U verteerde hier en hier de Tourgeschiedenis in een notendop. Schoorsteenvegers, grasmaaiers en driewielers; u brengt ze moeiteloos in verband met het jaarlijkse rondje hardfietsen door Frankrijk. Maar hoewel het heden niet kan worden begrepen zonder het verleden, geldt in het wielrennen dat té veel achterom kijken ook niet goed is. Let maar op: ontsnapte coureurs die voortdurend over hun schouder spieken worden altijd ingerekend. Vandaag gaan we daarom met de neus op het stuur en de blik recht vooruit. Welke jongens van Bontekoe stampen in 2012 eindelijk weer eens een potje verse Hollandse Glorie uit de pedalen?

Mad Mollema
Van de polderpiloten maakt Bauke Mollema (1986 / 183 cm. / 65kg.) de meeste kans op een goed klassement. Arrête votre chevaux – op Gesink komen we zo. Mollema meldde zich op zijn 18e bij de plaatselijke wielerclub met een verroeste fiets, een Calimero-helm en een slip onder zijn zeembroek (nee, dat moet niet). Hij hield de met carbon gewapende clubrenners gemakkelijk bij, reed twee jaar later zijn eerste internationale prijs en werd in 2010 twaalfde in de Giro d’Italia.

Vorig jaar verpestte ziekte zijn eerste Tour, maar rondde hij een brutale ontsnapping in de 17e etappe evengoed af met een tweede plek. Hij mocht op herhaling in de Vuelta a España, waar hij in de puntentrui als vierde eindigde. Nonchalante Bauke had nóg beter gescoord als hij de moeite had genomen om voor de Angliru, een moordenaar met stijgingspercentages van meer dan 20%, een lichtere versnelling te monteren. Winnaar Cobo reed daar op een kleuterverzet anderhalve minuut weg bij de harkende Hollander, al beweren kwade tongen dat een weinig kinderachtig medicijngebruik daarbij ook een rol speelde.

Angst was op de Angliru een prima raadgever geweest, toch telt Mollema’s totale gebrek aan zenuwen als een vruchtbare afwijking. Door ploegmaats omschreven als ‘wereldvreemd’ en ‘abnormaal rustig onder druk’, is hij in de koers niet gek te krijgen. En indachtig Joop Zoetemelks credo ‘De Tour wordt gewonnen in bed’ valt hij na afloop in slaap waar je hem neerzet. De Rabo-coureur beheerst alle disciplines redelijk (sprint) tot goed (klimmen en tijdrijden) en heeft een fenomenaal herstelvermogen. Verwacht zijn venijn daarom vooral in de laatste week. Mad Mollema zou zomaar derde zou kunnen worden in Parijs, achter Wiggins en Evans.

De vallende ster
De tweede Rabo-kopman Robert Gesink (1986 / 187 cm. / 68 kg.) eindigde al als 6e in de Tour en de Vuelta. De Condor van Varsseveld hoort bij de beste klimmers van het peloton en sprokkelde met tal van ereplekken terecht de status van aspirant-superster bijeen. Helaas is hij ook een vaste waarde in het kneuzenklassement. Tijdens de laatste drie Tours kuste hij keer op keer het asfalt, met opgave (2009), een gescheurde ellepijp (2010) en een 33e plek (2011) tot gevolg. Gesink besloot vorig seizoen in stijl: hij wilde tijdens een training een auto voorrang geven, gleed onderuit en opnieuw was het ‘krak’ voor de crashende condor.

Eerlijk is eerlijk: het is zéér straf dat iemand die in januari nog opnieuw moest leren lopen in mei bij iedereen wegreed op de slotklim van de koninginnenrit in de Ronde van Californië. Twee weken geleden bewees Gesink in de Tour de Suisse bovendien dat zijn tijdrit dik in orde is. Extrapoleer deze progressie en Gesink pakt elke Touretappe, afwisselend de Marseillaise en La Vie en Rose zingend. Maar dat is het juist: Gesink zit nooit zingend op de fiets. Hij zal geen training overslaan en kan afzien als geen ander, maar echt ontspannen oogt het nooit. Hij rijdt altijd op het randje… er hoeft maar iets te gebeuren en hij kukelt er letterlijk overheen. Het zou fantastisch zijn als Gesink rechtop bleef, maar heeft ú wel eens een vallende ster gezien die na drie weken nog steeds de grond niet had geraakt?

Rittenkapers
Steven Kruijswijk (Rabo) en Wout Poels (Vacansoleil) toonden vorig jaar hun klimkuiten. Kruijswijk werd negende in een Giro die vooral omhoog ging. Poels finishte in de Vuelta als tweede op de al eerder aangehaalde Angliru en werd de eerste mens die deze beestencol en het woord ‘genieten’ in één zin verenigde. Helaas rijden beide spillebenen achteruit op een tijdritfiets, klassementskansen hebben ze dus niet. Maar wie weet strijden ze op 7 juli om de zege op La Planche des Belles Filles, met Poels als favoriet omdat hij in de laatste meters altijd nog genoeg prik heeft voor een gemeen spurtje.

Vacansoleil heeft meer rittenkapers in de aanbieding. Tempobeul Lieuwe Westra viel deze winter vele kilo’s af en kon in Parijs-Nice opeens ook bergop winnen. Babyface Rob Ruijgh ontwikkelt zich, gezien de 21e plaats in de Tour van 2011 en zijn sterke rijden in voorbereidingskoers Le Dauphiné, tot de Nederlandse Voeckler: een kittig coureurtje dat veel verder komt dan iedereen denkt. Johnny Hoogerland gaat dit jaar voor de Bollentrui, maar dat wist u.

De naam zegt het al
Dit moet u ook weten. Dat u zoveel dichterlijke omschrijvingen verzon voor onze kaascoureurs – naast de genoemde adjectieven staat Hoogerland bekend als de Bull van Beveland, heet Westra Ut Beest en wordt Poels aangeduid als De Helikopter – bewijst hoeveel leuker wielrennen is dan voetbal. Of weet u een koosnaampje voor Johnny Heitinga?

Maarten van Gijn is het bewijs dat er in de kunstwereld heus wel echte mannen rondlopen. Professioneel gepreoccupeerd met de schilderijen en antiquiteiten die bij veilinghuis Christie’s onder de hamer komen, verruilt hij buiten kantooruren zijn zachte bureaustoel graag voor een hard zadel. Op de racefiets deed hij ooit slechts een kwartier langer over de Stelvio dan schaatsbelg Bart Veldkamp, op de mountainbike blinkt hij uit in vluchtelementen en het nemen van orale bodemmonsters. Favoriet wielerlied: ‘Zo’n lekkere strakke blonde meid op ’n racefiets’ van Gerard Cox.