ThePostOnline

Islamofobie, de gevaarlijkste fobie?

23-07-2012 14:08

Van alle tactische taalbuigingen die op de Nederlander sinds de introductie van het rare woord ‘medelander’ in 1979 zijn neergedaald, is die van ‘islamofobie’ het meest verontrustend. Kritiek op de islam mag. Wettelijk gezien bestaat deze vrijheid. Er is het risico dat er bij iemand de grens van zijn of haar acceptatievermogen wordt overschreden. De spreker, blogger of cafébezoeker kan dan een tegenzet verwachten. Evenmin als bij veel islamkritiek het geval is, zal de verdediger zich niet bedienen van argumenten maar van negatieve kwalificaties als: ‘racist’ ‘cultuurontkenner’ en in veel gevallen ‘islamofoob’. Schelden is een tactiek. Het wordt strategisch als een opvatting moet worden uitgeroeid met alle middelen die er zijn, binnen de grenzen van de wet, dat wel.

Het predicaat ‘fobie’ is ontleend aan psychopathologie. Het smijten hiermee diskwalificeert direct. De term was ooit uitdrukkelijk gereserveerd voor de gedragswetenschappen. Niet zelden vormt de kwalificatie een opstap naar gerichte behandeling van de betreffende fobie (i.e.: “ziekelijke aandoening”). ‘Islamofobie’ is uit deze context geroofd en wordt gebruikt als handzaam scheldwoord. Discussies komen zo voortijdig aan hun einde en dat zal ook de bedoeling zijn. Het is de tegenhanger van het door islamcritici vaak gebezigde ‘dhimmi’, in de zin van “kritiekloos volger van islam-gunstige retoriek”.

Islamofoob
De Pathologische wortel in ‘islamofoob’ heeft nog een groter effect dan het torpederen van een gedachtewisseling. Het suggereert een vorm van krankzinnigheid bij totaal verschillende soorten mensen. Evenals de xenofoob kan er bij de islamofoob sprake zijn van een rode lap-stier verhouding. Het leggen van een verband tussen het lezen van de Koran en het slaan van vrouwen is even werktuigelijk en mogelijk pathologisch als direct vermoeden dat iemand met een huidskleur lui is, of een dief. Mensen met het gevoel dat spinnen daadwerkelijk kunnen aanvallen zijn ook niet helemaal in orde. De ziektebeelden zijn wijd verspreidt en worden niet of zelden behandeld.

” Dat Islam een factor is in de onbenaderbaarheid van wijkbewoners, uitlatingen van geestelijken, daden van ‘gelovigen’, de ongrondwettelijke uitgangspunten van de sharia en de ervaring met religieus gemotiveerde mensen in het algemeen, kan allemaal meespelen in de beoordeling van deze wereldgodsdienst. “

Mensen kunnen zich echter een ongunstig beeld van de islam vormen zonder dat er sprake is van een dergelijk, veelal door het kolonialisme ingegeven, spasme. Dat Islam een factor is in de onbenaderbaarheid van wijkbewoners, uitlatingen van geestelijken, daden van ‘gelovigen’, de ongrondwettelijke uitgangspunten van de sharia en de ervaring met religieus gemotiveerde mensen in het algemeen, kan allemaal meespelen in de beoordeling van deze wereldgodsdienst. De ervaringsdeskundige wordt hier echter weggezet als ‘gestoord’. Dat mag. Dat ligt binnen de wet. Schelden is een recht. Maar het is ook een verontrustend symptoom.


” Ook in de Verenigde Staten kon tot in de jaren 1960 een ongewenste behandeling met elektroshocks een ‘remedie’ zijn tegen ‘verkeerd’ gedrag en ‘foute’ opvattingen. ”

De neiging om mensen voor gek te verklaren vanwege een opvatting, verwijst naar een vorm van onwettigheid die van tijd tot tijd wordt gewaarborgd door regeringen. de Sovjetunie gaf daarvan het meest sprekende voorbeeld. Systeemkritiek was ‘ongezond’ en een behandeling dus noodzakelijk. Ook in de Verenigde Staten kon tot in de jaren 1960 een ongewenste Electro Convulsie Therapie (electroshock) een ‘remedie’ zijn tegen ‘verkeerd’ gedrag en ‘foute’ opvattingen.

Knettergek
Geert Wilders noemde de toenmalige minister Vogelaar ‘knettergek’. In termen van pathologisering heeft deze politicus vele volgelingen gekregen en niet zelden uit het ‘linkse’ kamp. Het moet niet veel gekker worden. Voor iedereen ligt er tegenwoordig wel een dwangbuis klaar. Politiek en psychiatrie zijn een even slecht duo als kerk en staat. Reaguurders en andere respondenten hebben de wettelijke en morele vrijheid zichzelf met het ‘fobiewoord’ als een slecht debater te profileren.

Wanneer een columnist in dienst van een periodiek zich bedient van dit ‘gefobie’ brengt deze het periodiek zelf in diskrediet. Als een politicus deze term hanteert is hij of zij gevaarlijk. Levensgevaarlijk.

CC-Foto: David Shankbone