ThePostOnline

Duurzaam inkoopbeleid? Niet in crisistijd

07-08-2012 11:01

Onlangs werd de overheid door diverse belangenorganisaties opgeroepen om de schouders te zetten onder het duurzaam inkoopbeleid. Dergelijk inkoopbeleid dient te voorkomen dat politiepakken door Pakistaanse kinderhandjes in elkaar zijn gepunnikt of het schijfje tomaat op de luxe vergaderbroodjes bespoten is met gif. Om er zeker van te zijn dat alle bestuurslagen het duurzame voorbeeld gaan of blijven geven, besloot de Tweede Kamer in 2010 dat alle inkopen van de overheid sinds 2012 duurzame inkopen dienen te zijn.  In 2014 dient het beleid geheel zelfstandig (dus zonder extra subsidie) uitvoerbaar te zijn.

Gifgroene stroom en biobrunches
Om gestalte te geven aan het begrip ‘duurzaamheid’ heeft de overheid (via Agentschap NL) het expertisecentrum voor aanbesteding PIANOo de opdracht gegeven hier ‘richtlijnen’ voor uiteen te zetten. Wat houden deze richtlijnen zoal in? Allereerst probeert de overheid zoveel mogelijk te draaien op ‘groene stroom’. Het is voor de overheid lastig te beoordelen, of in dit geval: te verantwoorden,  in hoeverre groene stroom (of natuurstroom) ook honderd procent kolencentralevrij is. Het is namelijk niet zo dat de wind- en waterturbines of de zonnepanelen direct aangesloten zijn op een aparte ‘groene’ kabel. Afnemers van groene stroom kunnen net zo goed elektriciteit uit een kolencentrale ontvangen aangezien de stroom fysiek gezien hetzelfde is en wordt samengevoegd op hetzelfde netwerk. Naast natuurlijke bronnen zijn er ook alternatieve methodes om groene stroom op te wekken. In Nederland gebeurt dit met name door het verbranden van biomassa. Hierbij moet men denken aan kippen- en varkensmest of slib uit kanalen, sloten en zuiveringsinstallaties. Ook hier is het nog maar de vraag in hoeverre dit 100% ‘groen’ is te noemen. Bij verbranding van mest komen onder meer fosfaat en stikstof vrij, bij het verbranden van slib komen onder andere chloordioxiden en zware metalen vrij. De giftige stoffen die vrijkomen tijdens het produceren van ‘groene energie’ weerhouden de overheid er niet van deze te zien als duurzaam. Want, zo wordt verondersteld, de stoffen die worden verbrand zijn met name planten die dankzij fotosynthese CO2 uit de lucht hebben opgenomen en verbranding van planten is hiermee CO2-neutraal. In hoeverre fosfaat, stikstof, chloordioxiden en zwarte metalen opwegen tegen het gedeelte onbewerkt hout dat wordt verbrand, is onduidelijk. Hetzelfde principe geldt voor spaarlampen die branden in de overheidsgebouwen: niet alleen worden deze geproduceerd in lage-lonenlanden, de lampen zelf bevatten giftig kwik en scheiden een kankerverwekkende damp (fenol) af. Toch wordt ook de spaarlamp als ‘duurzaam’ alternatief gezien.

Dat een simplistische definiëring van duurzaamheid niet incidenteel is (zolang het maar ‘groen’, ‘sociaal verantwoord’ of ‘bio’ is), is zelfs bij de kleinere uitgaven te zien. Veel overheden in Nederland verkopen alleen nog maar ‘biologische broodjes’ in de kantines. Hiervoor worden contracten afgesloten met ‘biologische cateraars’. Dat deze logischerwijze niet allemaal op loopafstand van het gemeentehuis zitten en dat de broodjes over het algemeen worden aangeleverd per auto, mag de duurzaamheidspret niet drukken. Het is eveneens nog maar de vraag of de biologische groenten 1-op-1 gelijk te stellen zijn aan duurzaam. De wortels uit Italië en de pompoenen uit Argentinië zullen in alle waarschijnlijkheid niet met de benenwagen naar Nederland zijn vervoerd.

Lekker gevoel
Dat dergelijke afwegingen of berekeningen niet door de overheid zijn gemaakt alvorens alle bestuurslagen op te leggen ‘duurzaam’ in te kopen, sterkt het vermoeden dat dit beleid eerder gestoeld lijkt te zijn op een ‘lekker gevoel’ dan op rekenmodellen. Het is namelijk nog niet duidelijk wát precies duurzaam is afgezien van enkele richtlijnen die reppen over ‘groene energie’, ‘biologisch’ en ‘social return’. Dat het nog niet helemaal duidelijk is wat nou precies duurzaam te noemen is, kwam ook naar voren in de laatste discussies omtrent de plofkip. Deze kuikens worden binnen 6 weken omgetoverd tot 2,2 kilo wegende kippen. Niet diervriendelijk, maar tegen de verwachting in duurzamer dan de  biologische scharrelkippen. Deze laatste zijn namelijk verantwoordelijk voor meer CO2 uitstoot en hierdoor minder duurzaam te noemen.

Doordat de eisen voor duurzaam inkoopbeleid zich beperken tot afvinklijstjes, is het niet vreemd dat op een gegeven moment eisen met elkaar kunnen conflicteren. Daarnaast zorgt het stempel ‘duurzaam’ of ‘biologisch’ ook voor een verhoging in de kosten: er dient namelijk een keurmerk of certificering te zijn. Ook dat kost geld. Dat de criteria daarnaast regelmatig worden ‘bijgewerkt’ en dus gewijzigd, zorgt tegelijkertijd voor verwarring, vertraging en hierdoor (nog) meer kosten. Dat duurzaamheid niet duur hoeft te zijn, dient nog maar eens bewezen te worden: de waterschappen klaagden vorig jaar dat zij meer geld nodig hadden om te voldoen aan de duurzame inkoopeisen. KPMG berekende dat duurzaam inkoopbeleid het bedrijfsleven op jaarbasis 500 miljoen euro kost. Met name het MKB heeft moeite te voldoen aan onduidelijke, onderling conflicterende en continu veranderende eisen.

Uiteraard staat het een ieder vrij groene energie te gebruiken, een spaarlamp in te draaien of een biologisch pompoensoepje met oerbrood te verorberen. Een ander verhaal wordt het wanneer, met name in crisistijd, meer belastingcenten moeten worden uitgegeven om de overheid ‘op duurzame wijze’ draaiende te houden. Zeker wanneer tegelijkertijd een half miljard aan administratie- en uitvoeringskosten op het bordje van het MKB worden neergelegd. Dergelijke uitgaven zijn in tijden van crisis niet alleen onverantwoord, maar vooral decadent. Mocht de nieuwe regering goede sier willen maken met een fikse besparing op Prinsjesdag, dan lijkt duurzaam inkoopbeleid een uitermate geschikte kandidaat.

Dieuwertje Kuijpers is wetenschappelijk medewerker van de prof. mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau gelieerd aan de VVD en ten behoeve van het liberalisme.