Sport

Usain Bolt kent voorlopig geen gelijke

07-08-2012 11:00

9.64 was de tijd die Usain Bolt klokte op zijn Olympische 100 meter. Later zelfs nog bijgesteld naar 9.63. Daarmee voegde het Jamaicaanse sprintfenomeen weer een nieuw Olympisch record toe aan zijn al zo indrukwekkende palmares. Opvallend is ook hoe snel de 100 meter in totaliteit werd gelopen. Als Asafa Powell niet door een blessure was geveld, was het waarschijnlijk geweest dat alle lopers onder de tien seconden zouden duiken.

De New York Times greep de prestatie van Bolt aan om de 100 meter sprint eens in historisch perspectief te zetten. Alle gouden, zilveren en bronzen medailles vanaf de eerste moderne Spelen in 1896 in Athene zijn op een rij gezet. Een fantastische infographic die de prestatiecurve laat zien van bijna 120 jaar hardloopevolutie.

Feitjesfetisjisten en pubquizkoningen
De grafiek is een paradijs voor feitjesfetisjisten en mensen die de plaatselijke pubquiz willen winnen. Wist u bijvoorbeeld dat in 1986 het koningsnummer van de atletiek bijvoorbeeld gewonnen werd door de Amerikaan Thomas Burke in een tijd van 12 seconden rond? Hij zou nog een kleine twintig meter hebben moeten overbruggen op het moment dat Bolt afgelopen zondag de streep passeerde. En wist u dat de enige Nederlander die ooit een medaille pakte de Delftenaar Tinus Osendarp was die in 1936 in 10.5 seconden derde werd achter Ralph Metcalfe en Jesse Owens in Berlijn? Het Berlijn overigens dat hem niet veel later inspireerde lid te worden van zowel de NSB als de SS, maar dit geheel ter zijde.

De infographic laat vooral zien welke ontwikkeling het sprintnummer de afgelopen jaren heeft ondergaan. Toegegeven, de rek in de snelheid is de afgelopen jaren niet meer zo exponentieel als vroeger. In de eerste jaren van de sport waren de happen die er van de tijd van Burke afgingen nog aanzienlijk. De afgelopen jaren zijn de stapjes wat kleiner, maar de rubriek laat mooi zien wat een fenomeen Usain Bolt is. In twee Olympische Spelen heeft hij de gouden tijd van Maurice Green (9.87) in Athene met 25 honderdste aangescherpt. Ter vergelijking: al in 1968 liep Gregory Hines slechts zeven honderdste langzamer dan Green in 2004.

Usain Bolt, wiens lichaam al tot in den treure is bestudeerd en fysiologisch is doorzocht, spot nog steeds met alle sportwetten. Als je zijn bouw vergelijkt met de mannen tegen wie hij in 2012 de finale liep, is te zien hoe groot het verschil is. Juist zijn lange benen stellen Bolt in staat om in het tweede deel een niet bovengemiddelde start nog moeiteloos om te zetten in een toptijd.

Kleine verschillen
Als je ook kijkt naar de infographics van de 100 meter vrije slag en de het verspringen, is te zien hoe klein de verschillen zijn die de laatste jaren worden gemaakt. Bij het verspringen dateert de verste sprong alweer van 1968 (Bob Beamon, 8 meter 90) en bij het zwemmen heeft het terugdraaien van de mogelijkheden met de hypermoderne ‘haaienpakken’ de vooruitgang in toptijden ook even stilgezet.

Het toont aan hoe uniek de prestatie van Bolt is. Alleen in het schoeisel en hooguit een beetje de ondergrond waarop gelopen wordt heeft in 120 jaar hardloopgeschiedenis de technologische vooruitgang de hand kunnen hebben in de zoveel snellere tijden. In tegenstelling tot het zwemmen – in 1896 werd nog in de Middellandse Zee gezwommen – rust de ontwikkeling dus in veel grotere mate op de ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Iedere vier jaar tijdens de Olympische Zomerspelen duikt er wel weer een wetenschappelijke studie op die de evolutie van de 100 meter sprint in willekeurig welk perspectief plaatst en en passant nog even laat weten op welke toptijd we in de toekomst moeten rekenen. Ook dit jaar was het weer raak en wel bij de Universiteit van Tilburg: 9.36 voorspelden ze. Gelet op de grote invloed van het menselijk lichaam op de prestaties bij de 100 meter zou ik zeggen dat alleen Usain Bolt momenteel in staat is tot zulke uitzonderlijke tijden. Dus als hij het niet doet, kan het nog wel eens even gaan duren voor we weer kunnen juichen voor nieuwe toptijden.