Weten & Tech

Wielrennen, wetenschap, en de grote schoonmaak

21-10-2012 14:49

Komt het nog goed met de wielrennerij? Niet zolang iedereen denkt dat alleen de wielrenner het probleem is. Zolang iedereen denkt dat het hele probleem alleen bestaat uit het feit dat wielrenners zo zwak zijn dat ze doping gaan gebruiken. In feite is natuurlijk de hele sport verziekt – van de renners, via de ploegleiders, dokters en verzorgers tot de hoogste bazen – én de journalistiek. Iedereen wist ervan. Iedereen zei dat doping ‘erbij hoorde’ of keek gewoon de andere kant op, zodat ze à la Mart Smeets altijd konden zeggen dat ze nooit ‘harde bewijzen’ hebben gezien. En de wetenschap? Komt het nog goed met de wetenschap? Niet zolang alleen de wetenschapper de zwarte piet toegeschoven krijgt. Zolang we denken dat wetenschappelijke fraude een kwestie is van morele zwakte, van persoonlijk falen. Dat is in de media tot nu toe wél de teneur. Maar net als bij de wielrennerij zit de rot dieper; diep in het systeem. De wetenschap genezen vereist méér dan jagen op ‘stoute’ wetenschappers.

Het rapport van de commissie-Levelt, over de fraude gepleegd door Diederik Stapel, was in wezen duidelijk genoeg. Natuurlijk was het vreselijk wat Stapel had gedaan – maar het échte probleem, zo schetste Levelt, is dat de wetenschap niet in staat is om fraude, zelfs op die grote schaal, te ontmaskeren.

De juiste tijdschriften
Stapels onderzoekjes werden niet of nauwelijks gecontroleerd, laat staan herhaald; integendeel, de wetenschappelijke bladen waren dol op zijn artikelen. En Stapels universiteit was beretrots op haar actieve wetenschapper, die zo vaak in het nieuws was. Zó trots dat bijna niemand hem iets kon maken – ook niet degenen die wisten dat Stapel de boel bedonderde.

Stapel was, kortom, in staat om de tekortkomingen van het systeem optimaal uit te buiten. Hij wist dat controle in de wetenschap (u weet wel: ‘wetenschap is zelfcorrigerend’) een wassen neus is. En hij wist dat de publicatielijst heilig is. Wie veel publiceert, in de juiste tijdschriften, wordt op handen gedragen. Veel publiceren. Met leuke, aansprekende resultaten komen. Dat is wat de universiteiten willen zien; dat is wat de vakbladen willen zien. Dat is wat ze willen publiceren. En publicaties is, letterlijk, het enige dat telt.

Farmaceuten
De macht van de wetenschappelijke tijdschriften is bijna onbegrensd – en inmiddels funest voor het wetenschappelijk bedrijf. Afgelopen week promoveerde in Eindhoven Jarno Hoekman op een onderzoek naar het publiceren van medisch onderzoek. Officieel moeten farmaceutische bedrijven alle resultaten van medicijnenonderzoek publiceren, zodat de buitenwacht kan concluderen of een geneesmiddel nuttig is of niet. Maar in de praktijk, zo ontdekte Hoekman, komen alleen positieve resultaten keurig in de vakbladen, terwijl het overgrote deel van de negatieve resultaten alleen ergens op internet te vinden is.

Wanneer een instantie wil weten of een medicijn nuttig is, en op zoek gaat in de peer reviewed vakliteratuur, vindt zij dus alle positieve studies en slechts een klein deel van de negatieve. Het eindoordeel laat zich dan gemakkelijk raden. Volgens Hoekman (hier en de Volkskrant, 18 oktober) is dat opzet; de farmaceuten willen onwelgevallige studies onzichtbaar maken.

Rooskleurig beeld
Maar in een ingezonden brief twee dagen later schuift de woordvoerder van Nefarma de schuld hiervoor doodleuk in de schoenen van de vakbladen. De farmaceuten willen best, beweert hij, maar de vakbladen ‘zijn doorgaans – alle alle media – meer geïnteresseerd in interessante dan in niet-interessante studies.’

Dat klinkt als ruzie – maar dat is het allerminst. De belangen van de bladen en de farmaceuten lopen immers keurig parallel. Terwijl de buitenwereld tevergeefs zoekt naar een objectief beeld van de effectiviteit van een medicijn, hebben farmaceuten en vakbladen slechts baat bij de verspreiding van ‘interessant’ onderzoek, en een veel te rooskleurig beeld.

Commerciële uitgaven
Voor farmaceuten gaat het om de centen; andere opdrachtgevers zijn vooral geïnteresseerd in zo veel mogelijk publicaties. Het resultaat is hetzelfde: de vakbladen krijgen vrij spel. Zij bepalen de spelregels. En de wetenschapper is de dupe. Hij weet dat hij slechts carrière kan maken als hij het spel meespeelt; als hij veel publicaties heeft, dus met aantrekkelijk nieuws komt.

De Nefarma-woordvoerder die zo lekker de vermoorde onschuld speelt, merkt terecht op dat vakbladen niet verschillen van ‘alle andere media’. Het zijn net als De Telegraaf en de Story commerciële uitgaven. Ze moeten geld opleveren. En daar zijn ze heel goed in. Abonnementen zijn stinkend duur, en wetenschappers moeten ook nog betalen om hun artikelen gepubliceerd te krijgen. Zo wordt de wetenschap niet alleen in een dwangbuis geperst, ze wordt tegelijkertijd aan aan twee kanten geplukt.

US Postal
En ondertussen doen diezelfde bladen net alsof ze heel objectief de laatste stand van het wetenschappelijk onderzoek presenteren. En het trieste is: grote delen van de wetenschap geven zich geheel vrijwillig hieraan over. Niet alle instituten; niet alle wetenschappers. Het verzet groeit. Maar de verrotte traditie is nog sterk. Voor veel bestuurders is publiciteit een doel op zich geworden – misschien wel het enige doel. Positieve resultaten, dat is wat ze van onderzoekers eisen. Want dat scoort.

Ploegleider Lance Armstrong dwong alle renners van US Postal om doping te gebruiken. Wie daar geen zin in had, moest vertrekken. Menige renner had zijn zinnen gezet op een wielrencarrière, en ging akkoord. Wetende dat het team, van hoog tot laag, de zonden zou toedekken. Net zo worden wetenschappers door de vakbladen (en door opdrachtgevers – dat loopt parallel) gedwongen om ‘interessant’ onderzoek aan te leveren. Om leuke onderzoeksvragen te verzinnen, die geheid een leuk artikel opleveren. En om, als dat niet direct lukt, de cijfers of de vraagstelling achteraf aan te passen.

Positief resultaat
Resultaat: in ruim 80 procent van de artikelen die gepubliceerd worden, is sprake van een positief resultaat. (hier NRC, 6 oktober). Met andere woorden: een enorme berg negatief onderzoek verdwijnt onderin een la, of op internet. Tweede resultaat: bij een verdacht groot aantal artikelen is sprake van een resultaat dat nog nét significant is (hier en NRC, 16 augustus). Met andere woorden, de cijfers vaak een beetje mooier gemaakt.

Daar hoef je niet echt stiekem over te doen; iedereen weet dat het gebeurt. Als je dat niet doet, kom je nooit aan de bak. Een enkeling gaat daar heel ver in, en wordt een Stapel. Maar dat fenomeen is niet de ziekte – het is een symptoom.

Stilzwijgende kongsi
Het heeft geen nut om onderzoekers streng toe te spreken, om ze een gedragscode onder de neus te schuiven of een eed af te laten leggen. Die onderzoekers weten allang dat als ze zich keurig aan de regels zouden houden, ze vrijwel nooit iets gepubliceerd krijgen. De wetenschappelijke wereld is keihard; wie niet bereid is om te sjoemelen, kan het wel vergeten. En dat sjoemelen wordt in feite afgedwongen door de omgeving, door de stilzwijgende kongsi van opdrachtgevers en vakbladen.

Wie wetenschappelijke fraude wil bestrijden, moet dus beginnen met het doorsnijden van de knellende banden met commerciële vakbladen. De wetenschap moet afkicken van haar publicatiegeilheid. Daar worden alleen de bladen wijzer van. Geen H-index meer, geen gehijg over lijstjes, geen domme citatiecompetitie. Pas dàn kunnen woordvoerders van universiteiten en organisaties als de KNAW en NWO, oprecht zeggen dat wetenschappers gedreven worden door hun nieuwsgierigheid. En niks anders.