ThePostOnline

Syrië: relaas van een ongebruikelijk vertrek

23-10-2012 13:01

Op een dak nog geen twintig kilometer verwijderd van brandhaard Aleppo zat ik op een oude stoel. Het was stoffig en warm. Voor mij stond een tafel met een computer, daaromheen zaten vijf jongens, hun ogen gericht op het scherm. Ze keken gefascineerd naar de beelden die voorbij raasden en rookten een waterpijp. Het waren hun strijdende kameraden, hun neven en hun broers. Af en toe kwam er een foto voorbij van iemand zonder hoofd.

Het waaide ook hard, die avond. Om het toch een beetje aangenaam te maken hadden we een groot plastic zeil opgehangen. De zwarte vlag op het huisje aan de overkant van de straat wapperde als een gek. De mannen die voor het huisje zaten haastten zich naar binnen. Het was niet zo duidelijk of zij van een salafistische militie waren, of dat die zwarte vlag meer voor de sier was. De Amerikaan nam het zekere voor het onzekere en hield zich op de achtergrond.

Elton John
Uiteindelijk werd het koud en saai. De wind, het stof, de moeheid en vooral de honger deed ons besluiten om op zoek te gaan naar eten. We gingen in twee auto’s: een oude ziekenwagen en een Toyota. We stopten bij een onafgebouwd huisje waar ze patat en kebab verkochten. Een Zweed en ik besloten ons vegetariër zijn te verzwijgen, de Syrische jonge vrouw die ons het land in had gesmokkeld hield voet bij stuk. Ze at geen vlees, dat vond ze zielig voor de dieren. Al haar hele leven vond ze dat. De mannen in het huisje maalden er niet om en gaven haar extra veel patat.

Toen de sleutel van de ziekenwagen was teruggevonden, hij lag tussen het afval in de prullenbak, reden we in volle vaart de nacht in. De bestuurder zei dat hij van Elton John hield toen hij een vluchtelingenkamp passeerde. Ik zag nog net hoe door de wind een tent open zwaaide en een lading zand de huiskamer van een ontheemd gezin inwoei. Toen de ziekenwagen stopte was het pikdonker. De Toyota kwam even later met gedoofde lichten aanrijden.

Turkse grenswachters
We namen afscheid van de jongens. Zij wensten ons succes en wij bedankten hen. Toen zetten we koers de nacht in. De fotograaf, de Zweed, de Amerikaan, de Syrische, de jonge Turk en ik. Af en toe was de hemel hels verlicht, daarna klonk gedonder. We zeiden niets en liepen gehaast door een pollenveld, via een opengeknipt ijzeren hek met prikkeldraad, tot bij een olijfboomgaard. In de verte zagen we de wachttorens van de Turkse grenswachters. Als ze ons zagen zouden ze ons neerschieten of oppakken.

Maar ze zagen ons niet. De Turkse jongen belde iemand op en even later riep iemand iets vanuit de duisternis. We renden naar hem toe, hij wees naar links, we klommen een bergje op en kwamen uit bij een weg. Een pick-up truck kwam aangereden, keerde al slippend om en stond even later schommelend op zijn vering stil. We sprongen in de bak en de bestuurder reed hard weg. De wind woei door mijn haren. De tranen liepen er door uit mijn ogen. Ik wist dat het was gelukt.

Lennart Hofman vertrok een week geleden naar Turkije om als freelancer verslag te doen vanuit het Midden Oosten.