Help, opera!

15-03-2013 14:15

Kennelijk moet je als componist drie dingen zijn om de meest rauwe sterfscène uit de operageschiedenis op muziek te zetten: knetterleip, starnakel en psychisch totaal koekoek. Modest Moessorgski, een regelmatig hallucinerende Rus die meer wodka heeft gezopen dan menselijkerwijs wenselijk is, laat Boris Godunov, in de gelijknamige opera, een huiveringwekkende doodstrijd leveren, waarvan je waarachtig hoopt dat die je bespaart blijft als je laatste uur heeft geslagen.

Malloot
Boris Godunov ging in première in 1872, een bewerkte versie twee jaar later, en handelt over een rijke stinkerd die de tsarenfamilie liquideert, om zodoende zelf tsaar over het Russische rijk te worden. Dat loopt allemaal gesmeerd, totdat een of andere malloot roept Dmitri te zijn: een nog in leven zijnde zoon van de omgebrachte tsaar. Deze ‘valse Dmitri’ krijgt een, immer onder de Russische knoet gehouden, helse meute op de been, waardoor de twijfels bij Boris met de dag toenemen.

Is hij echt iemand vergeten en komt er nu iemand de troon opeisen? Die gedachte drijft Boris, die tsaar was tussen 1598 en 1605, de Tijd der Troebelen dus, tot waanzin en sterft uiteindelijk, welhaast schuimbekkend en kotsend, in zijn hallucinaties. Een afschrikwekkend sterfgeval, nog beklemmender dan het meest angstaanjagende gevecht met de dood tot dan toe in de ganse operahistorie, namelijk: die van de titelheld in Don Giovanni van Mozart (1787).

Felrealistische grofheid
Het geschifte mensbeeld van Boris was erg herkenbaar voor Moessorgski zelf: hij zoop zóveel, dat hijzelf voortdurend aan waanvoorstellingen leed en wist dus precies hoe dat voelde en wat voor gedrag daar zoal bij hoorde. De felrealistische grofheid die Moessorgski liet zien viel bij het publiek destijds niet echt in de smaak, want: vernieuwend. Niettemin valt het te plaatsen in het realisme dat Verdi en later ook Puccini in de Italiaanse opera aan de dag legde.

Boris Godunov stikt van de stereotypen, zoals we die uit Rusland ook nu nog kennen: het vernederde volk, de beschonken soldaat, de zingende herbergierster, de oude monnik, de terroriserende politieagent en, niet te vergeten, de traditionele dorpsgek – de joerodivi, oftewel: de heilige dwaas die overal doorheen prikt. Met zijn ‘huil, huil, Russisch volk, arm hongerend volk’ is deze idioot de representant van de eeuwig noodlijdende natie.

Martelinstrument
De sterfscène van Boris is bijna geen opera meer te noemen. Bij vlagen schreeuwt en stottert hij, pure doodsangsten uitend. Het is allemaal zó authentiek, dat het pijnlijk is om naar te kijken. Het daadwerkelijke hallucineren van de stervende tsaar begint in het videofragment op 7:13. En daar zet Moessorgski een meesterlijk staaltje neer met het dwingend luiden van de doodsklok. Het is staat symbool voor paranoia: de klok is het martelinstrument die iedere neuroot op de zenuwen werkt, omdat de tijd voortschrijdt. De tijd die de psychisch gestoorde langzaamaan de waanzinnige waanzin in drijft.

God om vergeving vragend en zijn zoon nog op het nippertje aanwijzend als troonopvolger, sterft Boris. Moessorgski schildert de hoofdpersoon enerzijds af als een knotsgekke tiran, anderzijds als een liefhebbende vorst, met erbarmen voor het gepeupel.

Bewonderenswaardig
Moessorgski is, ondanks dat hij zich dood heeft gezopen en straatarm stierf, misschien wel de meest bewonderenswaardige componist uit de muziekgeschiedenis: de man heeft nimmer een gedegen componistenopleiding genoten.

In Help, opera! schept operakenner Jochem Rietjens orde in de chaos van de wonderlijke wereld die opera heet en logenstraft daarbij meteen de erudiete snobs die er de mond vol van hebben, maar amper behept zijn met enige kennis over het genre.