Politiek

De meeste Europese instellingen representeren burgers helemaal niet

22-05-2013 10:10

Er bestaat een groot verschil in de mate waarin burgers het beleid van de nationale overheid kunnen beïnvloeden en in hoeverre ze invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de Europese Unie (EU). Richard Rose stelt in zijn boek Representing Europeans dat het systeem van Europese instellingen ‘accountable up to a point’ is: zij zijn zeer beperkt responsief ten opzichte van burgers. De meeste Europese instellingen representeren burgers niet en hebben ook geen directe band met de burger. Er is in Brussel dus een evident democratisch probleem.

Responsiviteit van het politieke systeem is een zeer belangrijk kenmerk van een democratie. Politici vertegenwoordigen burgers, zij moeten responsief zijn ten opzichte van wat burgers willen, en kunnen door burgers weggestuurd worden als ze niet of nauwelijks luisteren. Europa heeft deze kenmerken maar tot op zekere hoogte: er is weliswaar een Europees Parlement dat door burgers is gekozen en deze burgers representeert, maar verder hebben burgers geen directe invloed op de EU. De enige sanctie die burgers op de EU kunnen toepassen is hun Europarlementariërs naar huis te sturen.

Horizontale responsiviteit

Europa is alleen horizontaal responsief. Beleidsmakers en politici zijn verplicht met elkaar samen te werken, elkaar te informeren en hun beslissingen aan elkaar uit te leggen. Instellingen gaan met elkaar in gesprek en kunnen zo door middel van onderhandelingen tot consensus komen over het beleid. De responsiviteit kan het beste beschreven worden als soft: instellingen kunnen elkaar vragen stellen en kritisch zijn ten aanzien van elkaars plannen, maar vaak is er sprake van adviesrelaties waarbij men beslissingen niet echt kan tegenhouden.

Dit systeem wordt door Rose ‘pre-democratisch’ genoemd, omdat er nauwelijks verticale sancties bestaan. De horizontale responsiviteit van instellingen ten opzichte van elkaar kan het gebrek aan verticale responsiviteit niet goedmaken. Burgers hebben niet het laatste woord omdat ze niet de macht hebben om politici in Brussel uit hun functie te zetten. Informatievoorziening over Brussel is om deze reden eigenlijk irrelevant: hoewel burgers zeker beter geïnformeerd zouden kunnen worden over Brussel, kunnen zij die kennis in democratische zin niet of nauwelijks gebruiken.

Rechtvaardigen en uitleggen

Er bestaat volgens Rose een verschil tussen het uitleggen van politieke beslissingen en het rechtvaardigen ervan. Dit is een probleem in Brussel, omdat nationale overheden veel Europees beleid uitvoeren. De rechtvaardiging van nationaal beleid is gelegen in de uitslagen van verkiezingen en de voorkeuren van kiezers. Omdat er in Brussel geen sprake is van een directe lijn tussen politici en burgers kan het beleid uit Brussel niet op dezelfde manier worden gerechtvaardigd. Nationale overheden gaan beleid uitvoeren waar burgers nauwelijks invloed op hadden.

Referenda over Europese thema’s zijn volgens Rose ook om deze reden een goed idee. Door een referendum kan de burger Brussel dwingen responsiever te worden. Als burgers een maatregel of verdrag in een referendum afwijzen, moeten politici er wel naar handelen. Dat bleek bij het referendum over de Europese Grondwet uit 2005: het afgewezen verdrag werd later alsnog aangenomen, maar met veel minder pretenties over de toekomst van de EU dan in de Grondwet. De EU had geen grondwet en volkslied meer nodig.

Door het Nederlandse en Franse referendum werd de Grondwet ontdaan van haar symboliek. Dat was een door burgers gewenste correctie. De vraag of dit voldoende was is terecht, maar dit kan eigenlijk alleen maar een reden zijn om Europese referenda te blijven houden. De politiek zal er steeds responsiever van worden.

Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen. Hij onderzoekt de komende maanden de relatie tussen burgers en de Europese Unie.