Kunst

Interview: Meindert Fennema over zijn roman

09-09-2013 15:00

Ik spreek Meindert Fennema, emeritus hoogleraar politieke theorie van etnische verhoudingen, in de tuin van zijn huis in Heemstede-Aerdenhout. Onlangs is zijn eerste roman Het Slachthuis verschenen. Hij vertelt dat hij op het moment in een aanval van onzekerheid zit. ‘Mijn buren zijn net als ik gepensioneerd, maar die gaan gewoon elke dag golfen. Waarom moet ik dan toch een roman lanceren?’

De onzekerheid is niet nodig. Het Slachthuis is een boeiend en toegankelijk boek. Het was een leeservaring die ik niet had verwacht van notoire non-conformist Meindert Fennema. ‘Het hele boek is conventioneel, het is geen experiment’, aldus de debuterende romancier. Het is een sociologische schets van een slachthuis en een middelbare school in een elitair dorp aan het eind van de jaren vijftig.

Jelle Feenstra is een Friese jongen die graag speelt in het slachthuis en de darmenwasserij waar zijn vader hulpkeurmeester is. Het is een van de weinige plekken waar hij zich op zijn gemak voelt. Jelle is geboren met een spastische aandoening en de jongens in de buurt nemen hem regelmatig te grazen. Als zijn moeder bevalt van een ongewenste dochter, Ramona, raakt ze in een postnatale depressie. Het enige familielid dat echt aandacht aan hem besteedde, ‘Omke Klaas’, is vertrokken naar Amerika.

Je hebt als hoogleraar veel publicaties op je naam staan. Je hebt ook bekendheid verworven met je biografie van Geert Wilders, Tovenaarsleerling. Waarom wou je graag een roman schrijven?
‘Het is geen provocatie en ook geen droom die eindelijk uitkomt. Ik was gewoon aan het borrelen met mijn buurman, die kinderboeken uitgeeft. Hij vroeg wanneer ik eens een boek voor hem zou schrijven. Dat vond ik wel een aardig idee en dan zou ik het ‘Het Slachthuis’ noemen. Mijn vrouw zei direct: dat kopen ouders dus niet voor hun kinderen. Toen ben ik maar naar Mai Spijkers van Prometheus gegaan, die ook de Tovenaarsleerling heeft uitgegeven. Ik heb niet lang gedaan over het schrijven van dit boek. Het was ook geen therapeutische ervaring, ofzo, dat ik heb afgerekend met jeugdtrauma’s, helemaal niet. Ik moest wel veel huilen tijdens het schrijven, maar ik leefde ook zo mee met de personages in het boek. Jelle ziet de mensen waarvan hij houdt emigreren, doodgaan, depressief worden of verhuizen en moet zich maar staande zien te houden in de leegte die zij achterlaten.’

Jelle voelt zich eenzaam. Jij bent ook een Fries, geboren met een spastische afwijking. In hoeverre is dit boek autobiografisch?
‘Veel elementen komen uit mijn eigen jeugd. Ik werd gepest door jongens in de buurt, omdat ik mank liep. Mijn vader werkte in een slachthuis – mijn broers zijn veeartsen, en mijn moeder was depressief. Maar het meeste heb ik gewoon bedacht. Zo wordt Jelle verliefd op het zusje van twee gitaar spelende broers, dat is allemaal verzonnen.’

In 1960 braken de Indisch-Nederlandse broers Ruud en Riem de Wolff (het legendarische zangduo ‘The Blue Diamonds’) door met de wereldhit ‘Ramona’. Bij de presentatie van Het Slachthuis in De Balie speelde de broer die nog leeft, ‘Blue Diamond’ Riem de Wolff. Fennema geeft de familie De Wolff – in de roman familie Wolf, want het zijn verzonnen personages – een plaats in zijn roman. De ouders van Jelles vriendin zijn erg op hem gesteld. Een botsing tussen de twee culturen blijkt echter onvermijdelijk als zijn anarchistische, geheel onthoudende ouders in conflict raken met de vader van het meisje. “De Hollanders houden niet van halfbloeden”, zegt vader Wolf in het boek.

Ben je tevreden met het resultaat?
‘Dat verschilt met de dag. Vandaag ben ik erg onzeker. Dan denk ik alleen maar aan die passages waar ik niet tevreden over ben. Ik wacht in spanning af wat de commentaren van lezers zullen zijn.’