U.S.1 Amerika na 11 september

13-09-2013 14:25

Driekwart jaar na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 ging Jeroen van Bergeijk op zoek naar het ‘nieuwe’ Amerika. Hij maakte een reis langs de U.S. 1, de oudste snelweg van Amerika die van Maine naar Florida loopt. Veel Amerikanen denken dat hun land een metamorfose heeft doorgemaakt, maar zijn de Verenigde Staten inderdaad fundamenteel veranderd sinds ‘9-11’? Om een antwoord te vinden op die vraag reed Jeroen van Bergeijk vijfduizend mijl in zijn roestige Cadillac Coupe de Ville door Amerika, bezocht hij ‘s werelds grootste casino, sprak hij met kersverse FBI-agenten, at hij een hamburger in het restaurant waar dit populaire gerecht werd uitgevonden, en sliep hij in de motelkamer waar de vliegtuigkapers hun laatste nacht doorbrachten.

Een klassiek reisverslag […] Een sprankelend boek van een auteur die zes jaar in New York woonde, en weet waarover hij schrijft. – Menno de Galan in NRC Handelsblad.

Van Bergeijk heeft gedaan wat eigenlijk iedereen die iets van de VS wil begrijpen zou moeten doen […] Lees U.S.1 en sla bij een volgend bezoek aan de VS alle adviezen van het reisbureau in de wind. – Maarten van Rossem in HP/De Tijd

Cadillac Coupe de Ville
‘En daarmee wil je helemaal van Maine naar Florida rijden?’ Charlie van Charlie’s Brooklyn Auto Body Shop kijkt me meewarig aan. Hij somt op wat er allemaal moet gebeuren: grote beurt, nieuwe banden, olielek dichten, stuurstang vernieuwen. ‘Eigenlijk moet er ook een nieuwe motor in, want deze maakt het niet lang meer. Ik zou maar een Toyota huren als ik jou was.’

Laatdunkende opmerkingen over mijn – toegegeven –  roestige Cadillac ben ik wel gewend. In Amerika moet je of in een echte klassieker rijden of in gloednieuwe auto, anders ben je een loser. Maar een twintig jaar oude auto, een Cadillac nog wel, dat kan echt niet. Cadillac is zo’n merk dat zijn beste tijd heeft gehad. Ooit stond de naam synoniem met luxe en vakmanschap, nu is het de DAF van Amerika geworden. De enigen die je in Cadillacs aantreft zijn bejaarden of met gouden kettingen behangen zwarte homeboys. Een ‘pimpmobile’ ofwel pooierbak dus. Doorgaans werpen slechts Nederlandse vrienden jaloerse blikken op mijn Cadillac.

Op een mooie nazomeravond, vijf jaar geleden, ging ik met een vriend naar een verre uithoek van Queens – zo afgelegen dat er zelfs geen metro meer in de buurt stopte. In de krant had ik een advertentie gezien voor een witte Cadillac Coupe de Ville uit 1982 met een ‘bourgognekleurige’ bekleding. Vooral dat laatste detail deed het hem. Mijn vriend, die in een grijze Japanner rijdt, begreep maar niet waarom ik in hemelsnaam zo’n benzinemonster zou willen hebben. Ik mompelde iets over de kleine Europese auto’s, The Color of MoneyGoodfellas en Elmore Leonard, maar mijn uitleg hield voor hem weinig overredingskracht in.

Op het moment dat we de straat inreden waar we de eigenaar zouden ontmoeten zagen we de Cadillac al staan. Ik wist dat ik hier niet zou vertrekken voordat de koop gesloten zou zijn. Dit was precies de auto waarnaar ik al tijden op zoek was. We maakten een proefritje. De auto zoefde over de weg. Hij was vooral GROOT. De motorkap scheen tot aan de horizon te lopen, in de kofferbak kon je een dood paard vervoeren, op de voorbank konden met gemak drie mensen zitten. Mijn vriend controleerde de olie en deed wat andere indrukwekkende dingen onder de motorkap. Alles scheen in orde. Er stond maar 59.000 mijl op de teller. De man die de auto verkocht zei dat hij van zijn schoonvader was geweest die hem altijd als ‘zijn baby’ had behandeld. Ik geloofde hem.

Goed, ik heb meerdere keren met pech langs de weg gestaan. Maar ik ben er twee keer mee dwars door Amerika getrokken, heb alle grote steden van de Amerikaanse oostkust bezocht en ben talloze malen upstate New York geweest. Bovenal heeft de caddy de afgelopen vijf jaar de straten van New York overleefd. En dan zou ik nu de ultieme road trip een aanvang neemt, mijn trouwe Cadillac thuis moeten laten en met zo’n lullige huurauto U.S.1 moeten bereizen? Geen denken aan.

Bovendien, als de betere road movies en reisliteratuur over Amerika iets uitwijzen dan is het wel dat je in een auto met karakter moet reizen. Susan Sarandon en Geena Davis rijden in Thelma and Louise in een groene Thunderbird convertible uit 1966. William Least Heat Moon raakt in Blue Highways maar niet uitgepraat over zijn ‘Ghost Dance’; een omgebouwd Ford busje en in John Steinbecks Travels With Charley wordt de camper ‘Rocinante’ – niet voor niets vernoemd naar Don Quichote’s befaamde ros – haast een apart personage. Ik leg Charlie’s advies dus naast me neer en stap op een winderige ochtend half april in de caddy om over de onpersoonlijke en akelig snelle snelweg I-95 in een ruk naar het noorden van Maine te rijden.

U.S.1
U.S. 1 loopt van Fort Kent, Maine naar Key West, Florida. Oftewel van de Canadese grens tot aan het meest zuidelijke puntje van het Noord-Amerikaanse continent. Dat is een afstand van bijna vierduizend kilometer, net zo ver als van Amsterdam naar het midden van de Sahara. De weg loopt door de grote steden van de Oostkust – Boston, New York, Philadelphia, Baltimore, Washington, Miami – maar ook door gehuchten van een paar honderd inwoners. Soms is U.S. 1 een landweggetje, dan een dorpsstraat en dan weer achtbaans snelweg.

U.S. 1, of Route 1 zoals hij in de volksmond wordt aangeduid, is een van de oudste snelwegen van Amerika. De naam dateert van 1926, toen de nummering van de Amerikaanse snelwegen werd ingevoerd, maar de weg functioneerde daarvoor al eeuwen. Tussen de staten New Hampshire en Georgia volgt de weg de route van de Boston Post Road, de eerste doorgaande weg van de Nieuwe Wereld, die veelvuldig werd bereisd door George Washington en Thomas Jefferson. Die laatste schreef, na een vermoeiende reis van zijn plantage in Virginia naar Washington DC, getergd: ‘We konden nooit sneller gaan dan drie mijl per uur.’ Wat dat betreft is er weinig veranderd. Ook nu komt het verkeer regelmatig tot stilstand. Vertragingen door files, wegopbrekingen en stoplichten, zijn aan de orde van de dag. De langeafstands automobilist piekert er dan ook niet over U.S. 1 te nemen. De moderne reiziger rijdt over Interstate 95 die je – als je aan één stuk door zou rijden – binnen vierentwintig uur van Maine naar Florida kan brengen.

Anders dan beroemde Amerikaanse snelwegen als Route 66 of de Lincoln Highway roept U.S. 1 weinig nostalgie op. Er zijn geen liedjes geschreven of televisieseries over Route 1 gemaakt. Je zult van Maine tot Florida geen enkele souvenirwinkel met U.S. 1 memorabilia aantreffen. Dat gebrek aan nostalgie komt omdat U.S. 1 nog gewoon bestaat, in tegenstelling tot Route 66. Iets wat je elke dag tegenkomt, daar hoef je tenslotte niet met weemoed aan terug te denken. Waar Route 66 populair is bij Europese toeristen, daar is Route 1 dat bij forenzen.

‘Amerikaanse lust naar het afzichtelijke’
Als U.S. 1 al iets oproept dan is het weerzin. De populaire commentator H.L Mencken omschreef in 1948 de weg aldus: ‘Het is zonder twijfel een schande voor de mensheid omdat het de Amerikaanse lust naar het afzichtelijke vertegenwoordigt, het behagen in lelijkheid als doel op zich. Zeer toepasselijk: hij leidt naar de hoofdstad van de Verenigde Staten.’ En ook wat dat betreft is er weinig veranderd. Tussen Boston en Washington is U.S. 1 een haast onafgebroken aaneenschakeling van vormeloze voorsteden, fast food ketens, benzinepompen, gigantische parkeerplaatsen, motels, autosloperijen, grijze kantoorgebouwen en andere wanstaltige nieuwbouw. Kortom, de ideale snelweg. Feit is dat als je het hedendaagse Amerika wilt zien, er geen betere weg is dan U.S. 1. Route 66 mag met zijn fraaie neonreclames, woestijnlandschappen en prachtige verlatenheid fotogenieker zijn, U.S. 1 biedt de rauwe, onopgesmukte Amerikaanse realiteit van het nieuwe millennium.

Ground Zero
Ik liep al heel lang met de wens rond om de weg een keer helemaal uit te rijden, maar dat verlangen werd pas echt urgent na de gebeurtenissen van 11 september 2001. In New York had ik mijn kantoor in Fulton Street, letterlijk twee stratenblokken van ‘Ground Zero’ vandaan. Als je elke dag langs die plek komt en ziet hoe toeristen uit alle windstreken zich voor de hekken verdringen om een glimp van de ravage op te vangen, is het makkelijk te denken dat de hele wereld is veranderd sinds 11 september. Ook de Amerikaanse media – in overgrote meerderheid in New York gevestigd – geven je die indruk. Zelfs nu, een jaar na dato, gaat er geen dag voorbij zonder dat kranten en televisiejournaals een ‘9/11’ verhaal bieden. En dat mediabombardement versterkt de impressie dat sinds 11 september alles anders is. Maar dan ook alles.

Werk is anders. Met 11 september kwam een definitief einde aan het blinde materialisme dat zo kenmerkend voor de jaren negentig was. De door 11 september verhevigde recessie deed Amerikanen twijfelen aan carrière boven alles. Gezin, vrienden, zinvolle arbeid en zelfontplooiing werden opeens belangrijker gevonden dan de hoogte van het salaris.

De politiek is anders. Van een zich voortdurend versprekende, oliedomme minkukel werd George W. Bush van de ene op de andere dag de vader des vaderlands, een begaafd redenaar en inspirerende leider op wiens beslissingen geen kritiek mogelijk was tenzij je als landverrader door het leven wilde gaan.

De media zijn anders. Voor 11 september bliezen de media de meest frivole nieuwtjes veelvuldig op tot gebeurtenissen van wereldformaat (de Elián González-affaire, de verdwijning van stagiaire Chandra Levy, de seksuele geaardheid van actrice Anne Heche). Maar sinds 11 september is triviaal niet meer gepast, nu heeft men alleen oog voor Serieus Nieuws.

Seks na 11 september
Seks is anders. De angst voor nieuwe terroristische aanslagen zou hebben gezorgd voor een terugkeer van de promiscue, onbeschermde seks van voor het aids-tijdperk. Wat zou je je zorgen maken over enge ziekten als je morgen een bom op je kop kunt krijgen? Amerikanen zouden zich weer overgeven aan carpe diem, na-mij-de-zondvloed-gevoelens.

En zo ging het verder: de ironie werd doodverklaard, mensen zouden weer terugkeren naar de kerk, de wapenverkoop steeg spectaculair, vrijwilligerorganisaties werden overstelpt met mensen die zich wilden inzetten voor een betere wereld en zo’n beetje elke bedrijfstak – van juweliers tot de filmindustrie – kreeg te maken met tegenvallende omzetten.

Maar zijn al die veranderingen werkelijk, of is hier sprake van een media-uitvinding? En belangrijker: zijn die veranderingen beklijfd? Met andere woorden: is Amerika fundamenteel veranderd sinds 11 september? Zullen de terroristische aanslagen over twintig jaar gezien worden als een moment waarop de wereld definitief veranderde of  als een verschrikkelijke gebeurtenis zoals er zoveel verschrikkelijke gebeurtenissen zijn?

Een van de meest tastbare effecten van 11 september is de economische recessie. Veel van mijn New Yorkse vrienden – die in de jaren negentig nog geld als water hadden verdiend – raakten plotsklaps werkeloos. In januari 2002 kwam ik op straat mijn voormalige overbuurman tegen die een paar maanden eerder was verhuisd. Hij had sinds zijn verhuizing geen werk kunnen vinden. Zijn spaargeld was op en nu leefde hij in zijn stationwagon.

Ik vroeg me af of niet alleen New York, maar ook de rest van het land zo veranderd zou zijn. Daarbij kwam dat ik in juni van dit jaar na bijna zes jaar in New York te hebben gewoond, terug wilde keren naar Nederland. Ik had behoefte om de balans van die jaren in Amerika op te maken. En hoe dat alles beter te doen dan door een road trip te maken dwars door de Verenigde Staten?

De keuze voor U.S. 1 lag voor de hand. Allereerst biedt U.S. 1 een aardige dwarsdoorsnede van de Amerikaanse samenleving: de weg loopt stad en dorp, door welgestelde buitenwijk en uitzichtloze achterstandsbuurt, door het vooruitstrevende noorden en het conservatieve zuiden, door ‘oude’ staten als Massachusetts maar ook door moderne als Florida. Daarnaast voert de weg langs tal van plekken die voor de gebeurtenissen van 11 september van belang zijn. Route 1 komt door New York en Washington (geen beter uitzicht op het beschadigde Pentagon dan vanaf Route 1). Bovendien heeft het Amerikaanse bestaan van de negentien kapers zich grotendeels direct aan, dan wel in de nabijheid van U.S. 1 afgespeeld. In Maine, Maryland en Florida verbleven ze in motels die aan de snelweg liggen. De cafés, stripbars en restaurants die ze in New Jersey en Florida bezochten liggen aan U.S. 1. De vliegschool waar ze leerden vliegtuigen besturen, het World Trade Center en het vliegveld in Boston waarvan American Airlines Flight 11 en United Airlines Flight 175 vertrokken voor hun dodelijke missies in New York liggen in de nabijheid van U.S. 1. Als er ergens sprake van tastbare effecten zou zijn, dan daar wel.

Wilt u het hele boek lezen? Het e-boek U.S.1 – Amerika naar 11 september van Jeroen van Bergeijk is in elke e-boekwinkel te koop voor €4,99. Meer informatie over Fosfor – de eerste Nederlandse journalistieke uitgeverij die louter digitaal publiceert – vindt u op www.uitgeverij-fosfor.nl. Hier kunt u zich ook abonneren op de nieuwsbrief.

Zie ook Twitter & Facebook van uitgeverij Fosfor.