Mijn jaren met Theo van Gogh (14)

03-10-2013 20:49

De ironie van het noodlot: Theo van Gogh is vermoord. Ik heb hem al twee jaar niet gesproken wegens de conflicten rond het maken van onze serie Najib en Julia. Nu is hij opeens dood. En uitgerekend ik ben aan de beurt voor de column in de Metro.

Het eerste wat ik moet doen is kilo’s rancune lozen. Dat alles doet er nu niets meer toe. Slapeloos in bed zie ik de kern van mijn wrok onder ogen: Theo had beter naar mij moeten luisteren. Dat verdiende ik, want zo waren Theo en ik begonnen. Maar hij hoefde allang niet naar mij te luisteren, want hij was beroemd en onaantastbaar, en ik niet, dus was ik boos. En jaloers. En hij wist dat. “Jou kent niemand”.

Vendetta’s en islamobsessie

Dodelijk raak. Met mijn eigen kinderachtigheid zo scherp mogelijk voor ogen schreef ik dit in de Metro van 3 november 2004.

Maarten van Rossem mocht wel alles tegen Theo zeggen. Niet alleen omdat hij het zo kalm en niet-provocerend formuleerde: hij was minstens even beroemd als Theo.

Maarten en ik spreken met elkaar in de hal waar Theo’s kist is neergezet, voor het openbare afscheid. We raken in gesprek. Wat was toch de zin en bedoeling van al vendetta’s tegen, pakweg, Monique van der Ven en Edwin de Vries, met inzet van alle middelen, tot gestorven baby’s aan toe? Vanwaar die islamobsessie? Daar had hij het regelmatig met Theo over gehad, zegt Maarten. En die liet zich alles zeggen. Maar deed er niets mee.

Waarom liet Theo zich niets zeggen? Voor mij is en blijft dat een van de grootste raadsels rondom de levende Van Gogh. Een IQ van minstens 130, een hypergevoelige sociale antenne, weten hoe de wereld werkt, en daar lig je dan in je kist. Omdat je je door niemand iets liet zeggen. Zelfs niet zoiets als ‘neem een taxi’. Eikel.

Ringetjes

Bij de kist van Theo komen intussen alle ‘ringetjes’ langs: vrouwen waarmee hij intiem was geweest, en als bewijs daarvan een ringetje hadden gekregen. Allemaal hetzelfde ringetje. Ze komen een voor een naar de kist. Sommige knielen, anderen prevelen iets. Het is ontroerend.

Tegelijk krijg je beelden op je netvlies hoe ruim 150 kilo Theo met een jonge vrouw in de weer is, die drie keer zo weinig weegt. Inderdaad: hoe?

‘Ga dan zelf regisseren’

Vrouwen bij de kist van Theo. God, dat gedoe met Sophie. Weleens mee gezoend. Ik had haar verteld over een mogelijk bijrolletje in De Pijnbank, en haar geadviseerd vooral mee te doen aan de casting. Zat een week later de moeder van Sophie met Theo Van Gogh in de tram, herkende hem, en vertelde dat ze het zo enig vond dat haar dochter een rolletje in zijn nieuwe film kreeg.

Theo wist van niets, achterhaalde de toedracht, en belde mij woedend op. Hoe ik het waagde vrouwen rollen in zijn film te beloven. Een dag later deed ik mijn excuusbrief bij hem in de bus. Het bewijzen van mijn onschuld zou een jarenlange procedure worden, dus deed ik het maar zo.

Door de jaren hebben de incidenten zich opgestapeld. In de kist waar ik nu al een half uur naar kijk ligt iemand die mij bij leven een klagende zeikerd was gaan vinden. Een angsthaas die zelf niet durfde te regisseren, maar het wel voortdurend beter wist als een ander regisseerde. “Ga dan zelf regisseren”.
Daar had hij gelijk in.

Postume roem

Toen wij elkaar voor het eerst ontmoetten was ik bekender dan Theo. Bij onze allerlaatste ontmoeting lagen de zaken radicaal, en voorgoed anders. Postuum schonk Theo mij alsnog wat van zijn roem en glans: voorzover ik na 2004 op de televisie geweest ben, toch het allerhoogste ondanks twitter en internet, was het vanwege zijn dood. En nergens anders om.

Tot slot van dit verhaal gaat het alleen nog over Najib en Julia, en hoe dat er van gekomen is. En dan is het verhaal van Justus en Theo, in diens leven overigens van betrekkelijk gering belang, voorgoed af.

Justus van Oel is scenarioschrijver en maakte samen met Theo van Gogh onder andere de televisieserie Najib & Julia. Regelmatig verhaalt hij over zijn tijd met Theo van Gogh.