The Portugal Post, editie 11, jaargang 1

10-10-2013 12:07

1372315332057

Queridos amigos e amigas! Na zes dagen zondvloed brandt de koperen ploert er weer genadeloos op los in de Algarve en schommelt de temperatuur zo tussen de zesentwintig en dertig graden. En dan kom ik meteen op het onderwerp van mijn hoofdredactionele commentaar: drank.

Ik vernam verontrustende berichten uit mijn oude stad Amsterdam, waar men in het café niet meer dronken mag worden van de burgemeester (op zich geen slechte man maar hij zweet altijd als een rund en dat vind ik onfris).

Moskou aan de Amstel

Er mag al bijna geen muziek meer gedraaid worden (leuk voor de lol in café Nol), op terrassen heeft de burgemeester het ook niet want dan kunnen die godverdommense kutjuppenburen met hun rotkinderen niet slapen, verwarmende gaspalen mag niet van de Wandervögel en roken staat gelijk aan dansende varkens in een moskee. Men doet er alles aan om de horeca tot een hel te maken.

Ik bedoel, straks krijg je ook nog eens een bekeuring als je klaarkomt in een bordeel. Moskou aan de Amstel: Martin van Amerongen schreef het al en er is niets veranderd. Voor hetzelfde geld kan je in Mokum onder een bewind van het Leger des Heils, salafistische mohammedanen of bakfietspotten onder leiding van Anja Meulenbelt (sinds kort weer lesbisch en van de blauwe knoop) leven.

bookcover

Pottenkapsel en driekwartbroeken

Nee, dan Portugal! Hier is de klant nog koning in de horeca en voelt mijnheer er zich thuis en mevrouw haarzelve uit. Veel vrouwen zie ik eigenlijk niet in de barretjes van de Algarve, tenzij het om wezens gaat met pottenkapsels, driekwartsbroeken, en fladdertextiel van de Zebra (Zeeman & Wibra) die vegeteren in sleurhutten.

Maar goed, los van het feit dat mijn stamkroegen louter bevolkt wordt door dronken morsige mannen (met een woordenschat die zich beperkt tot bedragen en het weer) van boven de vijftig is het er goed toeven. Een glaasje (lees: een volle bel) uitstekende brandy van het merk Macieira doet een eurootje, een mini-Sagres zestig cents.

macieira

Ik noem dat denigrerend een vrouwenflesje of ook wel smurfenbier maar die Portugezen zijn lang niet zo gek als ze er uit zien want het is in feite een éénslokflesje dus die rommel krijgt geen tijd om warm te worden. Tel uit u winst!

cartaz2

Medronho

Ik zelf probeer mij tot rode wijn te beperken maar na twee liter bocht uit een karton krijg ik het zuur en stap ik over op de veel zuiverdere medronho, waar ik dan wel weer mensonterende katers van krijg, dat dan weer wel. Enfin, de kroegen hier zijn simpel, het ruikt er vaak naar frituurvet van drie maanden oud en er staat altijd een televisie te schellen (interessant als je een stijve lul of natte doos krijgt van voetbalwedstrijden zoals SC Olhanense-Maritimo Funchal). Mijn stamkroeg ligt naast de ingang van het kerkhof en zodoende gebeurt er altijd wel wat.

Van de kerk, waar je ligt opgebaard in je houten jas, word je na allemaal katholiek gedoe waar ik geen verstand van heb vervolgens langs die kroeg gereden, stapvoets, onder luid juichen van de terrasklevers & kroegtijgers.

Je kan er de grond in, hetgeen duurder is dus in de regel kiest men voor een stapelgraf, zeg maar een soort Febo maar dan met doodskisten.

Inzegenen der dieren

Gisteren zat ik op dat terras, het was al medronho-tijd, en toen kwam er een processie langs met de fanfare en de hele reutemeteut. Dat bleek dus een processie te zijn vanwege het inzegenen der dieren, een schitterend gebruik, kom daar maar eens om in de mohammedaanse wereld.

Ik ben toen op een drafje mijn honden gaan halen, met catastrofale gevolgen want ze hebben onder het oog van de dorpspriester vier eenden en zes katten verscheurd.

De post

Enfin, er gebeurt altijd wat in de horeca van mijn dorp, om een lang verhaal kort te houden. Wij kunnen dus veel leren van Portugal als het om de horeca gaat. Enfin, genoeg geouwehoerd met Gods zegen en nu over naar de post, kom er maar in Caroline van den Akker!

rc09550

Olá meu querido,
Jij hebt het wel bekeken zo, hè, Turinho?! Laptopje, internet en de Euro’s worden op je rekening gestort, waar je ook zit. Dat was bij mij wel anders. Ik hing een meer dan goed betaalde baan aan de wilgen, keerde Nederland de rug toe en had nog geen idee hoe ik alles financieel recht zou gaan breien. Toch nam ik vol goede moed en vertrouwen mijn intrek bij vrienden in het enorme appartement, middenin het fameuze Bairro Alto, in Lissabon, om de Portugese studie Taal en Cultuur af te ronden. Mijn eigen kamer, twee gemeenschappelijke zitkamers, een enorm atelier. Het werd al snel de uitvalsbasis voor medestudenten en vrienden.

De magen werden er door mij gevuld om ons vervolgens in het uitgaansleven, waar ik middenin zat, te storten. Het leven was een groot feest: studeren, werken, genieten en chronisch slaaptekort! Het kwam regelmatig voor dat ik zonder mijn bed te zien zo de collegebanken in schoof na een nacht stappen, nog boerend van de cachupa (bonengerecht, tegen kleine vergoeding de hele nacht door bij Kaapverdianen thuis te krijgen. Via mond op mond-reclame wist je waar!) of met de vette vegen van de piri-kip van de markt, ‘Feira de Ladra’, die al om zes uur ‘s ochtends werd geserveerd, op handen en gezicht.

Ik nam alles aan om brood op de plank te krijgen. Nou ja, alles… de hoer heb ik niet gespeeld. Het wonen in het buitenland bracht/brengt op de een of andere manier een gevoel van vrijheid en overmoed met zich mee, althans bij mij. Als het niet helemaal gaat zoals het moet of als je de plank volledig misslaat, ben je uiteindelijk toch maar die gekke buitenlander. Tja, wel uit Nederland, natuurlijk! De buitenlanders uit Oost-Europa, en (Noord-)Afrika kwamen en komen er, net als hier in Nederland, niet mee weg… ‘Não’, kwam in mijn woordenboek niet voor: alles was mogelijk.

Een kleine greep: deed sociologische onderzoekjes voor een demografisch bureau, was paspop voor mode-ontwerpster Ana Salazar, model voor een bekende kapper, vertaalde aktes naar het Duits, Frans, Engels en Nederlands voor een Internationaal advocatenkantoor, speelde mee in reclamefilmpjes en zong het Wilhelmus en Nederlandse kinderliedjes op z’n fado’s in ruil voor een maaltijd en een zakcentje.
Een klus zit me, ook al is het nu zo’n twintig jaar geleden, nog steeds niet lekker. Ad, een vriend van me, was simultaan-vertaler Portugees-Nederlands bij het Europees Parlement. Op een voor hem slechte en voor mij goede dag kreeg hij een zware longontsteking. Je ziet de bui al hangen: van den Akker werd van de plank gehaald. Naast het belachelijk riante uurloon, kreeg ik ook nog eens allerlei reis- en verblijfsvergoedingen.

Het geld kwam die weken met bakken binnen. Van tevoren werden de onderwerpen doorgegeven, zodat ik me met woordenlijsten en -boeken kon voorbereiden. Het was zeldzaam intensief, maar ging gesmeerd. Totdat… Totdat het behoud van Europese bossen en wouden ter sprake kwam. In het Nederlands kwam ik al niet verder dan wilg, eik, beuk en dennenboom, dus in het Portugees was dat uiteraard niet beter. Uur na uur na uur stampte ik de bomen erin.

Toen het Uur U daar was, ging ik voortvarend van start, maar van lieverlede kon ik geen appelboom meer van een perenboom onderscheiden en begon maar wat te roepen onder het motto: in het land der blinden is eenoog koning! Die bomen werden duur betaald! Nog steeds dwaal ik ‘s nacht nog weleens rond tussen de stronken van woudreuzen, die geheel onterecht door mijn toedoen werden gekapt. Ik stel mezelf gerust met de gedachte dat andere juist weer door mij zijn gespaard. Wat ruiken ze lekker, hè, die eucalyptussen in Portugal?! Maar ja, het zijn er misschien wel een beetje veel…

Fátima, Fado & Futebol

Schetsen van Portugal

Het schitterende feuilleton over het Portugese heden & verleden door onze huislusitanoloog René Zwaap vervolgt met een topontmoeting met onze favoriete geblondeerde fadodiva Mariza.

Kom er maar in, René!

Zwaap (3)

Aflevering 8: een ontmoeting met Mariza, de nieuwe Amália

Op het dak van hotel Chiado, met uitzicht over de oude wijken Mouraría en Alfama, de twee volkswijken van Lissabon waar de fado in het begin van de negentiende eeuw voor het eerst van zich liet horen, ontmoet ik zangeres Mariza.

De 40-jarige Mariza is zonder enige twijfel de bekendste fadista van de 21ste eeuw. Alom wordt ze ‘de nieuwe Amália’ genoemd. Het is een zware verantwoordelijkheid, vertelt Mariza. ‘Plotseling gaan de mensen je met andere ogen bekijken. Opeens ben je een ambassadeur van de land en leggen ze je woorden op een goudschaaltje. Maar ik blijf wie ik ben, een eenvoudige zangeres uit Lissabon’.

Neogothische punkkapsels

Waar fado door de jongere generaties Portugezen angstvallig werd gemeden als muziek voor opa’s en oma’s, wist Mariza met haar extraverte kleding, neogothische punkkapsels en hyperintense optredens haar eigen generatiegenoten te overtuigen van de actualiteit van het genre. Voor Mariza is fado dan ook veel meer dan omkijken in nostalgie. Het is, zo zegt ze, de uitlaatklep van haar diepste emoties. ‘Ik kan niets anders dan de fado zingen’.

Fado met de paplepel

Mariza: ‘Ik ben geboren in Mozambique, inderdaad, net als Eusébio, de grootste Portugese voetballer aller tijden. Mijn vader is Portugees, mijn moeder geboren in Mozambique. Ik was drie jaar oud toen Mozambique in 1975 onafhankelijk werd en er een burgeroorlog uitbrak die maakte dat mijn ouders naar Portugal vertrokken. Ze openden een restaurant in de Mouraría, de oude wijk van Lissabon, waar veel fado werd gezongen. Het restaurant was een pleisterplaats voor veel fado-musici. Ik heb de fado dus met de paplepel ingegoten gekregen. Toen ik vijf haar oud was, begon ik de fado te zingen. Het ging eigenlijk vanzelf. Mijn ouders zongen beiden niet, maar hielden wel erg van de fado’.

Muziek van het oude regime

Toen Mariza in Lissabon opgroeide, was de fado verre van populair in Portugal, zeker niet bij de jongeren. Mariza: ‘Fado werd gezien als muziek van het oude regime, muziek die hoorde bij de tijd van dictator Salazar. Na de revolutie van 25 april 1974 werd Amália Rodrigues beschuldigd van collaboratie met Salazar en diens opvolger Marcello Caetano. Volkomen onterecht in mijn ogen, want Amália had helemaal niets met politiek, het enige dat ze gedaan had was zingen, want dat was haar lust en haar leven. Het was niet haar schuld dat de dictatuur haar zag als een ideaal cultureel exportprodukt. Maar al die beschuldigingen maakten wel dat fado na de anjerrevolutie volkomen uit de mode raakte.’

‘Amália werd uitgescholden’

‘Amália werd uitgescholden voor fasciste en kreeg in Portugal de eerste jaren van na de revolutie nauwelijks meer emplooi. Intellectuelen keken diep neer op de fado en luisterden liever naar popmuziek of de revolutionaire liederen van de zogeheten ‘musíca de intervenção’ (muziek van de interventie), die zeer politiek van aard was. Voor fado was geen enkele noemenswaardige belangstelling meer. Als een fado-lp meer dan drieduizend exemplaren verkocht, werd al gesproken van een daverend succes. Alleen in de bars en de restaurants van Lissabon bleven de mensen de fado zingen. Zo wist de muziek toch te overleven Het is dus aan het volk te danken, en zeker niet aan de intellectuelen, dat de fado vandaag nog bestaat’.

‘De fado moet zich vernieuwen’

Als mensen haar de ‘nieuwe Amália Rodrigues’ noemen, beschouwt Mariza dat als een groot compliment. ‘Ik ben fadista, en in het panthéon van de fado bestaat er geen hoger opperwezen dan Amália. Dus als mensen mij met haar willen vergelijken, is dat voor mij een hele eer. Maar ik ben Mariza, niet Amália, en ik heb mijn eigen weg te gaan. Ik kan niet alleen maar fado’s van Amália blijven zingen, zoals veel mensen misschien graag zouden zien. Mijn uiteindelijke doel is de grenzen van de fado op te schuiven. De fado moet zich vernieuwen, al gruwen de puristen daarvan. Wat zich niet vernieuwt, is gedoemd te sterven’.

Caetano Veloso en Gilberto Gil

Net als Amália leeft Mariza om te zingen. ‘Dat begon al vroeg. Van leren kwam nooit veel. School was voor mij een vrije tijdsbesteding’, vertelt ze. ‘Ik begon al vroeg te zingen in groepen, maar als ik dan aan een fado begon, dachten mijn collega-muzikanten dat ik gek geworden was. In die tijd was de moderne Braziliaanse muziek van Caetano Veloso en Gilberto Gil erg in de mode in Portugal, dus ik begon met het zingen van dat soort werk.

Begin jaren negentig nam ik puur voor mijn eigen plezier en van mijn eigen geld een cd met fado’s op. Daar zat absoluut helemaal niemand op te wachten en ik maakte me ook geen enkele illusie dat het iets zou opleveren, laat staan dat ik er van zou kunnen leven. Ik begon ook fado te zingen, vooral in het buitenland – in Engeland, Frankrijk en ook in Nederland. Ook dat was meer vakantie dan werk. Maar in Nederland ontmoette ik een vertegenwoordiger van een Nederlandse muziekmaatschappij – World Connection te Amsterdam – die wel iets in mijn fado’s zag en graag een fado-cd van mij wilde uitbrengen. Zo is het allemaal begonnen en vandaar dat Nederland een aparte plek inneemt in mijn hart.

Nederlandse antenne voor de fado

Als ik in Nederland optreed verbaas ik me er telkens weer over hoe het publiek de fado haarfijn aanvoelt, hoe goed de mensen ook zijn ingewijd. Toen ik bijvoorbeeld pas in Noorwegen optrad, bekeken de mensen me alsof ik van een andere planeet kwam. Ze hadden wel een enorme nieuwsgierigheid naar de fado, maar hadden geen idee wat het inhoudt en ik moest van alles en nog wat uitleggen. In Nederland is die bodem al lang gelegd. Misschien dat het er mee te maken heeft dat de geschiedenis van Portugal en Nederland behoorlijk parallel loopt. Beide zijn kleine, zeevarende landen met een groot koloniaal verleden dat definitief tot de geschiedenis behoort. Misschien is die gedeelde vergane glorie dat de reden dat de Nederlanders die antenne hebben voor de fado’.

‘Natuurlijk is de fado Afrikaans’

Over de culturele afkomst van de fado wordt nog altijd getwist in Portugal en de rest van de Portugees-sprekende wereld. Volgens de traditionele leer werd de fado begin negentiende eeuw uitgevonden in Lissabon, alwaar de legendarische zigeunerin Severa met haar fado ’s de leden van de Portugese aristocratie naar de stegen en sloppen van Alfama en Mouraría trok.

Musicologen beschouwen de fado als een fusie van de Moorse erfenis in Portugal met die van de Kelten en de invloed van de Zuid-Franse troubadours. Er zijn echter ook dissidente duidingen, zoals die van de Braziliaanse etnoloog José Ramos Tinhorão, die in zijn in 1994 verschenen boek Fado, fim de um mito (Fado, eind van een mythe) zeer aannemelijk maakt dat de fado begon als dans van de Afrikaanse slaven in Brazilië en dat het genre pas vervolgens in Lissabon tot verdere wasdom kwam. Tinhorão ontdekte in de archieven de eerste verwijzingen naar de fado als een van oorsprong Afrikaanse dans. Mariza is ervan overtuigd dat Tinhorão, wiens theorieën in Portugual grote polemieken in gang zette, het bij het rechte eind heeft.

Mariza: ‘Natuurlijk is de fado Afrikaans van oorsprong. Dat hoor je alleen al aan het ritme, dat je elders in de Europese muziek nergens kan aantreffen. Toen ik in Brazilië was heb ik tussen alle feesten en partijen door nog wat onderzoek kunnen doen naar de fado-component in de traditionele muziek van Salvador de Bahía, de meest Afrikaans getinte stad van heel Brazilië. Het heeft me eens te meer van het gelijk van Tinhorão overtuigd. In die zin is het dus niet onterecht als de mensen de fado de eerste vorm van world music noemen. Maar daar gruwen de fado-puristen in Portugal ook weer van’.

Até a próxima!

mariza

Lees de eerdere edities van The Portugal Post.