Proza

29-03-2014 11:32

Wat mij altijd heeft geërgerd, is hoe hij als een bezetene door zijn koffie roert. Het lepeltje schraapt aan de onderkant tegen de suiker en hoewel hij het doet zonder enige aandacht, verzekerd hij zich geen rand of kant te missen. Het hinderlijke getingel van hem zal me nog het langst bijblijven, vrees ik.

Het café is zijn keuze geweest. Als hij niet had verteld dat hier een café zit, was ik er voorbij gelopen. Het moet voor het laatst zijn opgeknapt bij de aankoop ervan. De krassen in het tafelblad verhalen van een betere tijd. Nu, lijkt het nog het meest op de zwijgende achteruitgang van een stationsrestauratie. Het etablissement draait een oude best of collectie van de Beach Boys. Waarschijnlijk meer tot vermaak van het personeel, dan van de weinige clientele. Beiden trachtend met hun aanwezigheid, het eigen bestaan vooruit te spoelen.

Afgelopen week stond ik opeens naast hem in de rij om een krant te halen. Na de ceremonie die gepast is bij weerzien van oude vrienden, was er het moment geweest om kaartjes uit te wisselen. Blijkbaar is hij artiest geworden. ‘Performance art’ staat er op het kaartje. Het kaartje heb ik meegenomen, na twee dagen het nummer gebeld dat op de achterkant stond vermeld. Hij nam zelf op. We maakten een afspraak voor na het weekend.

De begroeting is hartelijk. De pantalon die ik bij de stomerij heb opgehaald, hang ik over de stoel naast me. Verontschuldigend leg ik uit, dat ik niet zo vaak meer in dit stadsdeel ben, slechts mijn stomerij zit nog hier. Hij knikt met begrip. We nemen plaats bij een tafeltje aan het raam, buiten begint het te regenen, we bestellen twee koffie.

Nadat we weer even zwijgend tegenover elkaar zitten, hij rinkelend met zijn lepeltje in het bijna lege kopje. Begint hij te vertellen. ‘Het is toch opmerkelijk hoe sympathiek de geest uit Aladdin eigenlijk is.’
Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Die blauwe bedoel je?’
‘Ja, behalve dat hij wordt neergezet als een guitige gast, waardoor hij sowieso al volledig ongeschikt zou zijn als loketambtenaar, kijkt hij ook niet zo op de formaliteiten. Immers wordt Aladdin op een gegeven moment in de film in het water gegooid, geketend en met een doek voor zijn mond. Als jongetje vond ik dat moment best eng. Maar dan komt de geest! En ook al kan Aladdin zich niet uit de oceaan wensen, de geest gaat ervanuit dat hij dit wenst, waarmee hij voorkomt dat Aladdin verdrinkt.’
‘Ja. Misschien wel.’ Door het raam zie ik hoe een man een verwoede poging aan het doen is om een abri te vervangen. Hij straalt motivatie uit, maar de regen laat hem weinig mogelijkheid. De poster, die een advertentie bevat voor een nieuwe digitale ontvanger met nu nóg meer kanalen, waait tegen hem aan. ‘Het lijkt wel slapstick’.
‘Slapstick? Pure ernst zul je bedoelen. Het is toch ernstig hoe de ambtenarij zo kijkt op formaliteiten? Stel je nu eens voor dat de geest tegen Aladdin had gezegd “Ja, het spijt me jongen, maar geen ‘ik wens mezelf nu vrij’ betekent geen redding.” Wat zouden kinderen daar van leren?’

Het is onduidelijk hoelang we elkaar nu eigenlijk niet hebben gezien. We hebben er bij binnenkomst wel even tijd aan besteed. De gezamenlijke herinneringen. Had ik nu zijn tweede studentenkamer nog gezien? En natuurlijk over toen, op dat ene feest. Of hoe we samen over het ijs waren gaan lopen, jongens nog. Of toen ze een bosje bloemen hadden geplukt in het plantsoen, omdat zijn moeder in het ziekenhuis had gelegen. De zusters hadden ze nog ‘zo’n zoet duo’ genoemd. Nu is zijn moeder al meer dan twaalf jaar dood vertelt hij. Ik knik. Er is niet echt een sociale norm die je vertelt wat je hoort te doen in zo’n situatie. Condoleren lijkt niet meer gepast.

‘Wat zouden kinderen die daar naar kijken nu van moeten leren? Dat je mensen waar je dienstbaar aan bent, moet laten verzuipen als ze niet voldoen aan de formaliteiten?’
‘Wat wil je hier toch allemaal mee zeggen? Dat de geest van Aladdin een slechte loketambtenaar zou zijn geweest?’ Hij glimlacht. ‘Dat loketambtenaren toen ze jong waren blijkbaar geen Aladdin hebben gekeken. Of misschien wel, maar dat ze toen ook al dachten “Dat is raar, dat de geest dat doet, Aladdin moet het toch eerst wensen?” Zouden die ouders dan nooit hebben gezegd “Ja, maar dan verdrinkt hij toch?” Of zouden die ouders elkaar hebben aangestoten en gezegd “Kijk, echt onze dochter” waarna ze verder gingen met het weigeren van zaken op gronde van formaliteiten.’
‘Je lijkt er wel erg mee bezig te zijn.’ ‘Ja, het verwonderd me gewoon hoe rigide dat gaat.’
Even knik ik voor mezelf uit, ja, het verwonderd jou nog… Buiten onderneemt de abriman een nieuwe poging. Hij pakt de punten van de poster vast, onderwijl voorzichtig achteruitlopend. Nu slaat de regen hem tegen de rug, maar hij lijkt zich niet uit het veld te laten slaan. Op het moment dat hij zich omdraait, waait het gevaarte hem tegen het lichaam, in de linkerbovenhoek begint het vel te scheuren.

Hij was gestopt met door zijn koffie te roeren. De serveerster maakt van dit moment gebruik om ons te benaderen voor een nieuwe bestelling, maar ik ben haar voor. ‘Zal ik de koffie betalen?’ Hij kijkt naar me, grijnzend. ‘Ja, jij was de oudste altijd, dus jij regelde de betalingen’. Ik betaal met kleingeld en een royale tip in de hoop dat de serveerster het hier zal uittellen. ‘Zeg, we moeten dit vaker doen, ik vond het echt gezellig.’ Terwijl hij het zegt, is hij opgestaan om zijn jas aan te trekken. ‘Ja, echt heel gezellig.’ Beaam ik. Hij steekt z’n hand op en maakt een ‘we bellen’ gebaar voor hij de deur uitloopt. Ik zet me nog even neer in mijn stoel. Door het raam zie ik dat de abriman in zijn bus een sjekkie zit te rollen. De serveerster wilt het wisselgeld teruggeven, maar ik zeg dat het zo goed is. Ze legt het op tafel. De pantalon neem ik van de stoel als ik mijn jas heb aangetrokken. Als ik de deur van het etablissement dichttrek, vloeit er een golf van water over me heen. De abriman, die deze golf tot stand brengt, roept nog wat vanuit zijn raampje terwijl hij wegrijdt. Misschien sorry. Misschien eikel. Ik trek mijn jaspanden wat dichter tegen elkaar aan en keer om. Terug, in de richting van mijn stomerij.

Beeld: Shutterstock