Waarom een zes níet genoeg is

18-04-2014 11:00

17 april las ik in de NRC.next dat de Nederlandse leerling één van de meest ongemotiveerde leerlingen in Europa is. Interviews met een zestal leerlingen van voornamelijk dezelfde school en in vette letters de quote: “Eigenlijk ben ik gewoon heel lui”. Het artikel dat ernaast staat, wijdt uit over de resultaten van het gedane onderzoek. Nederlandse leerlingen hebben wel plezier in de klas, minder in taal en rekenen – maar scoren juist daar hoog op in vergelijking met andere Europese landen. Ze zijn wel ontzettend ongemotiveerd en ervaren leerrecht eerder als leerplicht. Vervolgens op de site van de NRC de oproep: waarom is een zesje genoeg?

Competitiesfeer

Misschien ga ik om met de verkeerde mensen, maar waar ik naar school ging, was een zesje absoluut niet genoeg. Er heerste een gigantische competitiesfeer, lager dan het gemiddelde halen was eigenlijk een faux pas en het liefste waren we allemaal de beste. Nu moet ik eerlijkheidshalve vermelden dat ik een op categoriaal gymnasium zat. Het zal er ongetwijfeld mee te maken hebben gehad dat alle uitblinkers van de basisschool nu samen in één klaslokaal gepropt waren, dat we elkaar allemaal de loef af wilden steken. Presteren kan ook een verslaving worden.

Toch wil het er bij mij niet in dat dit soort dingen alleen voorkomen op vwo-scholen. Ook kinderen die havo of vmbo doen, zullen graag hoge cijfers halen. Dat willen ze echter, net als op een gymnasium, pas als de sfeer in de klas daartoe aanleiding geeft. Ongemotiveerde leerlingen versterken elkaar: je vormt je naar je peer group en die vind je nu eenmaal vaak in de klas. Als het niet statusverhogend is om goede resultaten te boeken, dan bedenk je je wel twee keer voordat je je hand opsteekt in de les. Niemand wil gezien worden als nerd, tenzij het een geuzennaam is.

De beste docenten

Zeker op de middelbare school staat of valt een vak met de capaciteiten van de docent. Next quote ergens dat Nederland uitstekende docenten heeft. Daar zou ik toch iets tegenin willen brengen. Er zijn zeker uitstekende docenten te vinden in Nederland, maar ze worden steeds schaarser. De oorzaak daarvoor zou ik niet durven geven, maar als een leraar zijn leerlingen niet kan inspireren om het onderste uit de kan te halen, dan zal er zelfs in een klas met alleen maar briljante leerlingen vrij weinig gebeuren.

Vanaf de universiteit wordt van een student een zekere autonomie verwacht: op de middelbare school mag je nog een beetje aan de hand genomen worden. Zeker in de onderbouw doen leerlingen het vaak nog voor de docent, omdat ze nog niet genoeg op de lange termijn denken om in te zien dat zij ook profijt hebben van goede resultaten. De reden dat je op een gymnasium eerder competitiedrang zult vinden dan op een vmbo, is omdat ook leraren voorkeur hebben voor enthousiaste, leergierige en intelligente studenten, zo vertelde mijn hoogleraar wetenschapsfilosofie mij. En ik geloof hem. De “beste” docenten, die in staat zijn om leerlingen werkelijk enthousiast te maken voor een vak, trekken liever naar scholen waar de wederkerigheid sowieso al hoger lijkt te liggen. Uiteraard zijn er uitzonderingen – en ik ben blij dat die er zijn – maar we moeten het niet mooier maken dan het is.

Als je zo’n docent voor je neus hebt staan, dan is een zes niet genoeg. Dan wil je meer. Je wil jezelf bewijzen, ook een aai over je bol. Er is veel kritiek op het systeem dat door het Hugo de Groot in Rotterdam wordt gebruikt: het zou een competitiesfeer creëren. Al ben ik het ermee eens dat een zeilreis niet de manier is om mensen te belonen, snap ik niet wat er mis is met die competitiesfeer. Zolang dat in goede banen, door bekwame docenten, geleid kan worden, zal het de motivatie alleen maar vergroten. Ik zeg het ook wel eens tegen mijn bijlesleerlingen: alles is leuk, als je het snapt. En als iemand bereid is om het leuk te maken.