Achtergrond

Kritiek op Eerste Kamer bestaat uit gelegenheidsargumenten

14-10-2014 12:12

“Wat een onding toch, die senaat. Met allemaal van die autonome typjes, die zich niets aantrekken van regeerakkoorden of partijlijnen. Dat was toch nooit de bedoeling? En nu moeten regeringspartijen ook nog eens bedelen om steun aan de overzijde van het Binnenhof. Laat de Eerste Kamer gewoon weer lekker saai gaan toetsen of wetten juridisch door de beugel kunnen.”
Je zou het politici bijna nazeggen. 

De fractievoorzitter van de liberalen in de Eerste Kamer vindt het in elk geval mooi geweest. Aan de vooravond van de Algemene Politieke Beschouwingen in de senaat zei hij dat een senaatscommissie aan de slag moet om het parlementaire stelsel onder de loep te nemen. Zijn collega in de Tweede Kamer, Halbe Zijlstra, vond eerder al dat de ‘dwarse Eerste Kamer’ beter kon worden afgeschaft.

Bitter weinig mee gedaan

Iedereen is het werk van een heuse Nationale Conventie al weer vergeten. Die ging aan de slag in opdracht van minister Alexander Pechtold (na een ongelukje in de Eerste Kamer, waarbij de gekozen burgemeester ter elfder ure sneuvelde). In september 2006 presenteerde deze conventie zijn aanbevelingen. Ze zijn niet alleen uit het collectieve geheugen verdwenen, er is ook bitter weinig mee gedaan.

De Nationale Conventie, die uit een breed gezelschap (vandaar de naam) bestond, had voorgesteld om Provinciale Staten elke drie jaar de helft van de senaat te laten kiezen. Daardoor zou de senaat minder snel van kleur verschieten dan nu, maar toch…
Ook met dat voorstel is natuurlijk niet uitgesloten dat er in de Eerste Kamer geen meerderheid is voor een kabinet.

En als het nou de eerste commissie was die zich met het vraagstuk heeft beziggehouden. Tussen 1950 en 1990 hebben zich vier staatscommissies op de materie gestort. Bekendste: de commissie Cals/Donner (ja, de vader van). ‘De resultaten waren beperkt’, valt op de website van Parlement & Politiek te lezen. Een understatement! Het rapport is gewoon, zoals meestal, diep in een la weggestopt.

VVD partij van de bestuurlijke vernieuwing?

Het is een typisch Nederlandse oplossing: je stelt een commissie in en tegen de tijd dat deze verslag doet vindt niemand het probleem meer echt belangrijk. Want laten we wel wezen: dat VVD’er Hermans pleit voor zo’n staatscommissie kan niet worden losgezien van het ontbreken van een meerderheid in de senaat voor de coalitiepartijen. Dat wordt als lastig gezien. Zijn pleidooi het parlementaire stelsel eens goed tegen het licht te houden, steunt dus op gelegenheidsargumenten.

Bovendien geldt dat zowel VVD als PvdA geen lange track record hebben als partijen van bestuurlijke vernieuwing. Denk aan het ‘tegen’ van VVD-erelid Wiegel toen er in de senaat werd gestemd over invoering van het correctief referendum (de Nacht van Wiegel). Of aan PvdA-senator van Thijn, die de gekozen burgemeester in de Eerste Kamer liet stranden.

Politieke partijen buiten het kabinet hebben nog nooit zoveel invloed gehad. Er hebben dus nog nooit zoveel kiezers het beleid bepaald. Als VVD-PvdA ook een meerderheid in de senaat hadden gehad, dan waren de stemmen op D66, ChristenUnie, SGP (en soms ook GroenLinks) vrijwel niet omgezet in bijstelling van het beleid.

Democratischer dan nu kan het bijna niet worden. Tenzij wij de senatoren direct gaan kiezen, maar zonder staatscommissie kun je ook eenvoudig tot die conclusie komen.

 

De auteur schrijft dit artikel op persoonlijke titel.