Achtergrond

#Bruslog: Nederlands voorzitterschap gaat EU-defensie niet van de grond trekken

19-01-2016 17:58

Het is maandagochtend bij het ministerie van Defensie. Een grote bus staat gereed om journalisten naar Vliegbasis Eindhoven te transporteren. Vandaag is er een perstrip in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de EU. Er zijn zo’n twaalf journalisten op af gekomen. Dit is een Haags onderonsje: de meeste journalisten werken in Den Haag en schrijven regelmatig over defensie, in tegenstelling tot uw verslaggever. De Telegraaf, Algemeen Dagblad, Volkskrant, NRC, Elsevier, NOS en BNR zijn erbij.

Als we eenmaal in de file naar Eindhoven staan, vertelt de persvoorlichter ons als bij een echt schoolreisje wat ons te wachten staat. We gaan eerst naar Eindhoven en later naar Soesterberg. In de middag komt minister Jeanine Hennis-Plasschaert langs. De persvoorlichter geeft een tip over de insteek van de dag: defensiejournalisten schrijven vaak over de NAVO, maar niet over de EU. Nu is er het Nederlands voorzitterschap en gaan we kijken hoe Europese samenwerking bij defensie in de praktijk vorm krijgt. Daar weten de Haagse journalisten namelijk bijna niks van.

Noodzaak en urgentie op hét moment

Een hoge militair vertelt ons over het feit dat samenwerking in de EU heel belangrijk is. “Dit is hét moment om samen te werken”, “de urgentie wordt steeds duidelijker” en “er is noodzaak”, klinkt het. Er is “meer capaciteit nodig”. Er zijn al enkele initiatieven waarbij al wordt samengewerkt, leren we. Zo werken vijf landen – waaronder Nederland – samen bij de aanschaf van tankvliegtuigen, waarmee vliegtuigen tijdens het vliegen kunnen tanken. In Libië en Mali bleken die al nodig. Nederland was te afhankelijk van de Amerikanen. De toestellen zijn vooral duur.

Maar er is meer. De luchtmobiele brigade wordt geïntegreerd in het Duitse leger. Dit was voor de Nederlanders geen “grote mentale stap” want er was al veel samenwerking met de Duitsers. In feite staan deze Nederlandse militairen nu onder Duits bevel. In andere landen wordt daar met ongeloof naar gekeken, maar er is voldoende vertrouwen om dit doen. Dat “commitment” is “op alle niveau’s” aanwezig. Dit vertrouwen is ook niet van de ene op de andere dag opgebouwd. Het is een essentiële voorwaarde voor dit soort samenwerking.

Heel veel ingewikkelde problemen

De Benelux-landen gaan ook samen hun luchtruim bewaken, leren we. Er waren twee “air operation centers” maar straks is er nog maar één. Dat is veel efficiënter en het maakt weinig uit voor de vliegtijd want die is sowieso kort. Vooral dit voorbeeld laat de moeilijkheid van al deze samenwerking zien: er zijn bijvoorbeeld vragen over wie de luchtmacht nu aanstuurt en wanneer. De rest van de dag worden we beziggehouden met allerlei vraagstukken die deze samenwerking zo ingewikkeld maken dat je er liever helemaal niet aan begint. Maar ja, bezuinigingen hé?

Na een uur komt ook de aap uit de mouw: het gaat in al deze gevallen formeel niet om EU-samenwerking. Er is geen militaire samenwerking tussen de 28 EU-landen, maar er zijn wel allerlei combinaties van landen die afspraken maken. De samenwerking ontstaat van onderop: als landen mogelijkheden tot samenwerking zien, is dat een mooie gelegenheid te kijken of het werk efficiënter en beter kan. Er moet vertrouwen zijn in elkaar en er moet voldoende leiderschap zijn om dit te gaan regelen. Met alle lidstaten – behalve Denemarken – die elk een veto hebben, lukt dit niet.

Verkooppraat voor journalisten

Zo ontstaat een verhaal dat altijd over de EU wordt verteld maar wat vandaag niet over de EU gaat: samenwerking tussen lidstaten is hard nodig en eigenlijk kan het niet anders. “Samenwerking is geen keuze maar noodzaak”, horen we nog eens. De militair probeert ons uit te leggen dat er sowieso samenwerking nodig is, want Nederland kan het benodigde volume aan strijdkrachten niet alleen leveren. Dit lijkt logisch maar de ambtenaren blijven toch met het beeld zitten dat het allemaal vanwege de bezuinigingen moet. Dat is eigenlijk niet waar: dit is één van de redenen.

Dit alles heeft dus eigenlijk niets met het EU-voorzitterschap te maken. Minister Hennis probeert aan het einde van de middag duidelijk te maken dat Nederland zich gaat inzetten voor meer samenwerking. Maar inmiddels hebben de journalisten drie dingen geleerd: EU-brede defensiesamenwerking komt er niet, het voorzitterschap kan daar een minimale rol in spelen en draagvlak is er ook al niet. Het voorzitterschap kan hooguit gebruikt worden om de prioriteiten van het kabinet nog eens actief uit te venten. Ook als ze niets met het voorzitterschap te maken hebben.

Dit jaar doet Chris Aalberts onder de titel Bruslog Brusselse logica – verslag van Europese politiek in Brussel, in Den Haag en in het land. Voor zijn verslaggeving is ook jouw financiële steun essentieel.