Maximale beslissingsvrijheid rond het levenseinde: niets minder dan vanzelfsprekend!

29-10-2016 12:41

In de aanloop naar de verkiezingen van maart 2017 zijn VVD-ministers Ard van der Steur (justitie) en Edith Schippers (volksgezondheid) gekomen met een nieuw initiatief rond voltooid leven. Kern van dit initiatief is dat ouderen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onder strenge voorwaarden hulp mogen krijgen om hun leven te beëindigen; óók als medische klachten geen oorzakelijke rol spelen in hun lijden.

Betutteling

Eerder al liet D66-kamerlid Pia Dijkstra weten dat ouderen die naar eigen zeggen klaar zijn met leven, zoveel mogelijk in autonomie de beslissing moeten kunnen nemen om uit het leven te stappen. “Er hoeft door een arts niet getoetst te worden op uitzichtloos en ondraaglijk lijden”, aldus Dijkstra, die er overigens wel voor pleit te toetsen op vrijwilligheid en duurzaamheid van de wens tot levensbeëindiging. Op 26 oktober debatteerde de Tweede Kamer over het onderwerp en liet al doende fraai zien waar het aan schort in het debat.

Historische erfenis

Eigenlijk is het te gek voor woorden dat de staat op dit punt nog altijd haar burgers betuttelt, om niet te zeggen onderdrukt. Het gaat in wezen om een disfunctioneel overblijfsel uit onze geschiedenis met een volledig achterhaalde onderbouwing. In die geschiedenis stelde het Christendom de norm, en dat was mordicus tegen zelfdoding.

Het wereldlijk gezag deelde die norm, daarbij soms extra gemotiveerd door de behoefte aan kanonnenvlees en arbeidskrachten. De onderdanen wisten niet beter: de morele hegemonie van kerk en staat was vrijwel absoluut, en gezien hun positie als onderdanen in plaats van mondige staatsburgers had het ook weinig uitgemaakt als zij er anders over dachten.

Uphill battle

De wet- en regelgeving waarin deze historische erfenis is neergelegd stelt degenen die er anders over denken – laten we ze de progressieven noemen – voor een voldongen feit en dwingt ze tot een uphill battle. Hun tegenstanders – voor het gemak: de conservatieven of contra’s – kunnen achterover leunen en stellen dat er rond het levenseinde zo langzamerhand toch heus genoeg mogelijk is. De vraag wordt dan of het nou echt wel zo nodig is de huidige mogelijkheden verder te verruimen, waarna de progressieven hun best mogen doen het tegendeel te bepleiten. De historisch bepaalde vrijheidsbeperking is dus de uitgangspositie, waarna vervolgens iedere nieuwe vrijheid moet worden beargumenteerd en veroverd.

Een dergelijke gang van zaken is misschien redelijk bij een opgroeiend kind, dat je op geleide van het getoonde gedrag en inzicht telkens wat meer ruimte geeft, maar in zijn algemeenheid is dit niet te verdedigen. Bij volwassen en beslissingsbekwame mensen moet vrijheid van handelen de uitgangssituatie zijn: óók waar het gaat om de vrijheid zich het leven te benemen, de vrijheid daar hulp bij te vragen, en de vrijheid die gevraagde hulp te bieden of te weigeren.

Overspannen individualisme

Die vrijheid is verankerd in wat wel het Fundamentele Liberale Principe (FLP) wordt genoemd: mensen zijn initieel vrij om te doen en laten wat ze willen, en iedere beperking van die vrijheid vereist een rechtvaardiging. Sommigen denken misschien dat zo’n principe een recept is voor wetteloosheid, immoraliteit en overspannen individualisme, maar vrees niet. Het FLP is niet de natte droom van ultraliberalen en valt zelfs te rijmen met het ontbreken van vrijwel iedere individuele vrijheid.

Zo kan een aanhanger van het FLP mensen verbieden hun inkomen volledig zelf te houden, met als rechtvaardiging de collectieve behoefte aan onderwijs, zorg en defensie. Dat gebeurt ook, en heet belasting. Of een vuurwapen te dragen, met als rechtvaardiging een te grote kans op misbruik. Enzovoorts, tot zelfs de meest collectivistische controlefreak het er benauwd van krijgt. Zo is ook denkbaar dat er goede religieuze, sociale, ethische of prudentiële redenen zijn om euthanasie en (hulp bij) zelfdoding streng te verbieden. Maar – en dat is de kern van het verhaal – het FLP eist dat die dan wel overtuigend geleverd worden. Volledige beslissingsvrijheid rond het levenseinde is de enig verdedigbare uitgangssituatie, de bal hoort te liggen bij de conservatieven en hen wacht een uphill battle.

Niet met goed fatsoen

De vraag is vervolgens: hebben de conservatieven doorslaggevende redenen om te eisen dat iemand aan het eind van het leven de volledige lijdensbeker leegdrinkt – ongeacht de ervaren eenzaamheid, pijn, benauwdheid, depressiviteit of verlamming? Het lijkt er niet op. Er is om te beginnen een hele reeks argumenten die je anno 2016 niet meer met goed fatsoen naar voren kunt brengen, al gebeurde dat tijdens het kamerdebat van 26 oktober wel. Ze baseren zich bijvoorbeeld op wat God zou willen of wat wij verplicht zijn jegens God, op wat ‘natuurlijk’ is, op de gevaren van hellende vlakken of op de waarde van lijden in het kader van een Volwaardig Leven.

Daarnaast werden echter ook overwegingen naar voren gebracht die zeker het aanhoren waard zijn, en waar ook wel degelijk iets mee moet gebeuren. Tijdens het kamerdebat over dit onderwerp passeerden de meeste de revue. Ze betreffen eigenlijk allemaal de belangen van direct betrokkenen. Maar hoe zinvol die overwegingen ook zijn, ze kunnen geen premisse zijn in een geldige redenering die een verbod op bijvoorbeeld hulp bij zelfdoding legitimeert.

Sociale inbedding

Zo spreekt vanzelf dat ouderen goede zorg en sociale inbedding nodig hebben. Ontbreken daarvan is niet alleen respectloos en verwerpelijk, maar kan ook leiden tot een doodswens. Sommige conservatieven redeneren dan dat we voor goede zorg en inbedding moeten zorgen in plaats van die doodswens te honoreren. Het eerste klopt, maar het tweede niet en een logische redenering die ze met elkaar verbindt is er niet.

Immers, op grond waarvan zou een conservatief van iemand mogen eisen dat deze verder lijdt als zorg en inbedding tekort schieten? Om te dienen als levende en lijdende aanklacht tegen degenen die nalatig zijn in hun zorgplicht? Dat zou niet alleen wreed zijn, maar is ook in strijd met het belangrijke ethisch principe (Kant’s categorische imperatief – tweede formulering) dat een mens nooit slechts als een middel voor het doel van een ander mag worden gebruikt!

Misbruik

Andere conservatieven wijzen terecht op het gevaar van misbruik. Zo kunnen ongeduldige erfgenamen hun bejaarde ouder onder druk zetten dat bekertje pillen nu maar vast in te nemen. Tegen dergelijke reële gevaren zijn echter passende maatregelen mogelijk die niet minder foolproof zijn dan maatregelen die we bij andere zaken van leven en dood als vanzelfsprekend accepteren. Ze rechtvaardigen daarom niet een algemeen verbod op hulp bij zelfdoding. Natuurlijk zal er best eens iets misgaan, maar dat zal altijd zo zijn; wat de wetgeving ook is.

Zelfs God niet

De conclusie mag duidelijk zijn: de politiek is er weliswaar nog niet uit, maar de argumenten om de beslissingsvrijheid rond het levenseinde te beperken zijn krachteloos. Het Fundamentele Liberale Principe stelt terecht dat vrijheid primair is, en als er geen doorslaggevende argumenten zijn om die vrijheid in te perken, dan is de huidige nog altijd restrictieve wetgeving een anachronisme. Hetzelfde geldt voor de conclusies van het rapport van de Adviescommissie voltooid leven onder voorzitterschap van prof. Schnabel ademt, die nog teveel de geest ademt van neen tenzij.

Typerend voor het misverstand dat de discussie verziekt is de uitspraak van SGP-voorman Kees van der Staaij: “Je moet God zijn om te kunnen beoordelen wie wanneer het recht heeft om er een einde aan te maken.” Neen, meneer Van der Staaij: niemand hoeft te beoordelen wie die vrijheid heeft want iederéén heeft die, en niemand – ook uw God niet – heeft het recht om die zonder overtuigende argumenten af te nemen.